ECLI:NL:RBROT:2014:8740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
453877 / HA RK 14-505
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. W.F. Lubberink in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker] tegen mr. W.F. Lubberink, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Kanton I. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter onpartijdigheid niet kon waarborgen, omdat hij had geweigerd een comparitie van partijen, gepland op 23 juni 2014, te annuleren. Verzoeker stelde dat hij zonder gemachtigde niet in staat was zich adequaat te verdedigen, wat volgens hem in strijd was met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De rechtbank oordeelde dat de rechter bevoegd was om de comparitie te gelasten en dat het enkele feit dat de rechter zes dagen voor de zitting aangaf dat de comparitie doorging, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De aangevoerde omstandigheden door verzoeker gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om schriftelijk te reageren op de standpunten van [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. en dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend met betrekking tot de stelling dat er onredelijk snel verstek was verleend. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij de beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer/rekestnummer: 453877/ HA RK 14-505
Beslissing van 21 juli 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.F. Lubberink, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 30 mei 2013 is verzoeker gedagvaard door [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. om voor de kantonrechter te Rotterdam te verschijnen. Op 19 juli 2013 heeft de kanontrechter een verstekvonnis gewezen. Hierop heeft verzoeker op 5 november 2013 een verzetdagvaarding uitgebracht tegen [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. heeft hierop gereageerd met een conclusie van antwoord in oppositie, waarna verzoeker in zijn brief van 11 februari 2014 schriftelijk heeft gereageerd.
Bij vonnis van 28 maart 2014 is door de rechter een comparitie van partijen gelast.
Deze procedure draagt als kenmerk 2538832 \ CV EXPL 13-56940.
Bij faxbericht van 18 juni 2014 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer 2538832 \ CV EXPL 13-56940.
Verzoeker, [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 23 juni 2014.
Verzoeker heeft daarop nog schriftelijk gereageerd bij schrijven van 7 juli 2014.
Ter zitting van 9 juli 2014, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de kantonrechter verschenen, bijgestaan door zijn teamvoorzitter de heer [naam]

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker wraakt de rechter nu de rechter geweigerd heeft de comparitie van partijen, welke gepland was op 23 juni 2014, te annuleren. Aangevoerd is dat de annulering van de comparitie van partijen gewenst was nu verzoeker zich zonder bijstand van een gemachtigde niet (ad hoc) kan verdedigen ter gelegenheid van die comparitie, zodat er geen sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Wel kan verzoeker schriftelijk reageren op stukken van [naam oorspronkelijke eiseres] N.V. Schandalig kort voor de comparitie heeft verzoeker de botte schriftelijke reactie ontvangen dat de comparitie gewoon doorging. Verzoeker had geen tijd meer om alsnog om een gemachtigde te vragen. Verzoeker brengt ook nog naar voren dat de rechter onredelijk snel verstek had verleend, waarna een (dure) verzetdagvaarding moest worden uitgebracht.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter achtte het verkrijgen van nadere inlichtingen van partijen noodzakelijk, voor het verkrijgen van welke nadere inlichtingen een comparitie van partijen de beste mogelijkheid was. Partijen zijn bij faxbericht van de rechtbank van 17 juni 2014 geïnformeerd dat de comparitie doorgang zou vinden. De rechter betreurt dat dit pas een week na zijn instructies is gebeurd maar wijst erop dat in het comparitievonnis staat dat zolang niet op het uitstelverzoek is beslist er van moet worden uitgegaan dat de zitting gewoon doorgang zal vinden. In deze gang van zaken ziet de rechter geen grond voor de stelling dat er geen sprake zou zijn van een eerlijk (en openbaar) proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het de bevoegdheid van de kantonrechter is om een comparitie van partijen te gelasten. Daarin kan op zichzelf geen grond worden gevonden om gerechtvaardigd aan te nemen dat van een eerlijk proces geen sprake is. Bij brief van 16 mei 2014 had de rechtbank aan de toenmalige gemachtigde van verzoeker meegedeeld dat de comparitie van partijen zou plaatsvinden op 23 juni 2014, derhalve geruime tijd vóór deze comparitie. Het enkele feit dat de rechter 6 dagen tevoren te kennen heeft gegeven dat de reeds gelaste comparitie van partijen op die laatste datum doorgang zou vinden, is dan ook onvoldoende om aan te nemen dat zich omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd is.
Verder wordt overwogen dat blijkens het dossier (de gemachtigde van) verzoeker voorafgaand aan de comparitie van partijen voldoende in de gelegenheid is geweest (schriftelijk) te reageren op het standpunt van [naam oorspronkelijke eiseres] N.V.
Ten overvloede wordt overwogen dat, voor zover de wraking zich richt tegen het feit dat in de ogen van verzoeker onredelijk snel verstek tegen hem is verleend, hieraan voorbij wordt gegaan, nu ingevolge artikel 37 lid 1 Rv een verzoek tot wraking gedaan dient te worden zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Een wraking op voormelde grond is derhalve te laat ingediend. Overigens is gesteld noch gebleken dat de rechter het bewuste verstek heeft verleend.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

wijst afhet verzoek tot wraking van mr. W.F. Lubberink.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. P.C. Santema, rechters en bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter uitgesproken door mr P.C. Santema ter openbare terechtzitting van 21 juli 2014 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoeker]
- mr. W.F. Lubberink
- [naam oorspronkelijke eiseres] N.V.
- Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.