ECLI:NL:RBROT:2014:9226

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
2460647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de Stichting Vestia, eiseres, een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in gebreke is gebleven met de betaling van huurtermijnen. De huurovereenkomst betreft een woonruimte in Rotterdam, met een huurprijs van € 585,32 per maand. Vestia heeft bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd dat de gedaagde € 518,03 aan hoofdsom, € 102,18 aan buitengerechtelijke kosten en € 10,06 aan verschenen rente betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de conclusie van dupliek en dat de huurachterstand tot en met februari 2014 is aangetoond door een specificatie van de huurachterstand die door Vestia is overgelegd. De gedaagde heeft de huurachterstand betwist, maar heeft geen bewijs geleverd van eventuele betalingen die hij zou hebben gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom van € 518,03 toewijsbaar is.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde recht heeft op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, aangezien aan de wettelijke vereisten is voldaan. De gevorderde vergoeding van € 102,18 voor buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 524,79 aan verschotten en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.J. Japenga en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2460647 \ CV EXPL 13-51849
2460647 \ CV EXPL 13-5184918 oktober 2013uitspraak: 18 juli 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
Stichting Vestia,
wonende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.F.A. Enait te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Vestia” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 18 oktober 2013, met één productie;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van dupliek.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan [adres] te Rotterdam (hierna: het gehuurde).
2.2
De huurprijs bedraagt thans € 585,32 per maand.

3.De vordering

3.1
Vestia heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 518,03 aan hoofdsom, € 102,18 aan buitengerechtelijke kosten (inclusief BTW) en € 10,06 aan verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over 618,03 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering heeft Vestia - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] op grond van de onder 2.1 genoemde huurovereenkomst gehouden is de verschuldigde huurtermijnen (tijdig) te voldoen. [gedaagde] is in gebreke gebleven met (tijdige) betaling hiervan.
3.3
[gedaagde] heeft het bestaan van een huurachterstand betwist. Hij heeft aangevoerd dat aannemelijkheid voor gestelde achterstand ontbreekt, zodat de vordering voor afwijzing gereed ligt.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter gaat wat de huurachterstand tot en met februari 2014 uit van de als productie 1 bij de conclusie van repliek overgelegde specificatie van de huurachterstand. In deze specificatie zijn verschuldigde huurtermijnen alsmede ontvangen betalingen van [gedaagde] opgenomen. Indien [gedaagde] meer heeft betaald dan uit deze specificatie is gebleken, had het op zijn weg gelegen daar betalingsbewijzen van over te leggen. Hetgeen hij niet heeft gedaan. De gevorderde hoofdsom ad € 518,03 ligt dan ook voor toewijzing gereed. De gevorderde (vervallen) rente zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.2
[gedaagde] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim van [gedaagde] na 30 juni 2012 is ingetreden. Vestia heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96, zesde lid BW. Voldoende gebleken is dat ook overigens is voldaan aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten, zodat, rekening houdend met de vergoeding waarop aanspraak kan worden gemaakt op grond van genoemd Besluit, de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 102,18 toegewezen wordt.
4.3
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Vestia tegen kwijting te betalen € 630,27, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de dag der dagvaarding dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
[jw.sys.1.eiser_verz_versch_vastr_1]73,89veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vestia vastgesteld op € 524,79 aan verschotten 30en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Japenga en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
732