ECLI:NL:RBROT:2014:9348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
17 november 2014
Zaaknummer
C/10/459203 / KG ZA 14-866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid testament wegens wilsonbekwaamheid erflater niet aannemelijk

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, is op 26 december 2013 de erflater overleden, die op dat moment gehuwd was met de gedaagde. De erflater had eerder een testament opgesteld op 29 november 2013, waarin hij zijn gedaagde als executeur benoemde. De executeurs, die de belangen van de kinderen van de erflater behartigen, vorderen in kort geding dat de gedaagde hen de benodigde gegevens verstrekt voor de afwikkeling van de nalatenschap. De gedaagde betwist de wilsbekwaamheid van de erflater ten tijde van het opstellen van het testament en stelt dat het testament daarom nietig is. De voorzieningenrechter oordeelt dat het testament rechtsgeldig is, omdat er geen uitspraak van een bodemrechter is die dit tegenspreekt. De notaris heeft in een e-mail bevestigd dat erflater wilsbekwaam was en dat er geen reden was om aan zijn bekwaamheid te twijfelen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de executeurs toe, met uitzondering van enkele specifieke documenten die de gedaagde niet kan overleggen. De gedaagde wordt veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde gegevens en kan een dwangsom verbeuren bij niet-naleving. In reconventie vordert de gedaagde schorsing van de executeurs, maar deze vordering wordt afgewezen. De voorzieningenrechter concludeert dat de gedaagde geen recht heeft op de gevorderde toegang tot de nalatenschap en dat de executeurs hun verplichtingen moeten nakomen. De gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/459203 / KG ZA 14-866
Vonnis in kort geding van 18 november 2014
in de zaak van

1.[eiser]

[eiser] Q.Q.,
in zijn hoedanigheid van mede-executeur van na te melden testament,
woonplaats kiezende te[woonplaats],
2.
[eiser2],
in zijn hoedanigheid van mede-executeur van na te melden testament,
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. K.A. Boshouwers te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.E. Leunissen te Den Haag.
Partijen zullen hierna de executeurs en [gedaagde] genoemd worden. Afzonderlijk zullen eisers van [eiser] en [eiser2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de eis in reconventie
  • de pleitnota van de executeurs
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 december 2013 is in Rotterdam overleden [erflater] (hierna te noemen: erflater). Erflater was op dat moment gehuwd met [gedaagde]. Erflater was eerder gehuwd geweest met een andere vrouw. Uit dat eerdere huwelijk zijn twee kinderen geboren:[kind1]op [geboortedatum] en [kind2] op [geboortedatum] (hierna te noemen: de twee kinderen).
2.2.
Erflater heeft een testament gedateerd 29 november 2013 doen opstellen, onder herroeping van eerdere uiterste wilsbeschikkingen. In het vorige testament van erflater, gedateerd 19 september 2001, was [gedaagde] als executeur benoemd. In het testament van 29 november 2013 zijn de executeurs als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder benoemd. De executeurs hebben deze benoeming aanvaard.
2.3.
In het testament van 29 november 2013 is voorts onder meer het volgende bepaald:
-aan [gedaagde] is het zakelijk recht van gebruik en bewoning van de echtelijke woning toegekend voor de duur van maximaal twee jaar;
-aan [gedaagde] is het recht van vruchtgebruik toegekend van de (verhuurde) woning met bedrijfsruimte aan de [adres]; aan de twee kinderen is het bloot eigendom van deze onroerende zaak toegekend;
- aan de twee kinderen is een legaat van ieder € 50.000 toegekend;
-onder toekenning van voornoemde legaten zijn de twee kinderen en [gedaagde] tot enige erfgenaam benoemd, ieder voor een derde deel van de nalatenschap.
De twee kinderen hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.4.
De advocaat van [gedaagde] heeft bij e-mail van 25 juni 2014 aan [eiser2] medegedeeld dat erflater niet wilsbekwaam was toen hij in november 2013 zijn testament deed opstellen, dat dit testament daarom nietig was en dat een bodemprocedure tot vernietiging van dit testament aanhangig zal worden gemaakt tegen de executeurs en tegen de kinderen. [gedaagde] heeft in die bodemprocedure de dagvaardingen doen betekenen op 6 november 2014.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De executeurs vorderen samengevat - veroordeling van [gedaagde] om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, binnen drie weken na betekening van het vonnis aan de executeurs de in de dagvaarding onder 3.4 genoemde gegevens te verstrekken, althans de gegevens te verstrekken als door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
De executeurs stellen daartoe het volgende.
3.2.
[gedaagde] weigert ten onrechte aan de executeurs de gegevens te verstrekken die nodig zijn voor de vaststelling van de omvang van de nalatenschap. Het testament van 29 november 2013 is rechtsgeldig tot stand gekomen. Erflater was op dat moment wilsbekwaam. Ook de twee kinderen en de notaris gaan er vanuit dat het testament rechtsgeldig is. De executeurs beroepen zich in dit verband op een e-mailbericht van de notaris van 18 juli 2014, waarin zij dit standpunt bevestigt. Volgens de executeurs heeft [gedaagde] de nalatenschap van erflater door feitelijk handelen aanvaard, dit door aan de huurders van de onroerende zaak [adres] opdracht te geven om de huurpenningen voortaan over te maken op een andere bankrekening. Bovendien heeft [gedaagde] uit de nalatenschap een bedrag van € 27.500,- overgeboekt naar een bankrekening van haar moeder. Ook dat is volgens de executeurs een daad van aanvaarding.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de (verdere) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat -
-schorsing van Van [eiser] en [eiser2] als executeurs en als afwikkelingsbewindvoerder, en met benoeming van [gedaagde], dan wel een door haar nader aan te wijzen persoon of instelling, tot executeur, althans executeur – afwikkelingsbewindvoerder, althans met benoeming van een van een zodanige executeur als in goede justitie te bepalen;
-veroordeling van de executeurs om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
-veroordeling van de executeurs om aan [gedaagde] toegang te verlenen tot de woning en bedrijfsruimte aan de [adres];
-veroordeling van de executeurs om aan [gedaagde] de door hen ten onrechte in ontvangst genomen huurpenningen ter zake van de woning en bedrijfsruimte aan de [adres];
en met veroordeling van de executeurs in de proceskosten.
4.2.
De executeurs voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Er is sprake van een voldoende spoedeisend belang. Door het tijdsverloop sinds het overlijden van erflater is het spoedeisend belang eerder toe- dan afgenomen. De voorzieningenrechter acht de stelling van de executeurs aannemelijk dat het risico bestaat van fiscale claims en boetes als niet tijdig aangiften zijn ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokkene1](waarvan de aandelen in de nalatenschap vallen).
5.2.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat het testament van 29 november 2013 rechtsgeldig is. Er ligt geen uitspraak voor van een bodemrechter waarin tot een ander oordeel is gekomen. Daarbij komt dat de notaris die het testament heeft gepasseerd, in haar e-mailbericht de dato 18 juli 2014 op gedetailleerde en gemotiveerde wijze verklaart geen enkele aanleiding gezien te hebben om, ter gelegenheid van het passeren van dit testament, te twijfelen aan de wilsonbekwaamheid van de erflater. Voors verklaart de notaris dat erflater er de persoon niet naar is om zich onder druk te laten zetten en dat erflater een stevige indruk maakte. [gedaagde] stelt overigens niet dat zij de notaris reeds bij leven van de erflater al kenbaar heeft gemaakt dat erflater in haar optiek niet wilsbekwaam was. Aangenomen mag worden dat [gedaagde] daartoe wel de gelegenheid heeft gehad. De executeurs wijzen er op dat [gedaagde] zich ter gelegenheid van het opstellen van het testament van 29 november 2013 bevond ten kantore van de notaris en zij zich toen -herhaaldelijk- toegang wilde verschaffen tot de ruimte waar erflater doende was om zijn testament te passeren maar dat erflater, en daarmee ook de notaris, deze toegang aan [gedaagde] weigerden.
5.3.
Het is niet aannemelijk dat de executeurs thans al beschikken over de gevorderde bescheiden. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser2] al heeft verklaard dat de nalatenschap genoeg actief bevat om de schulden te voldoen, impliceert, anders dan [gedaagde] lijkt te veronderstellen, niet dat de executeurs al een compleet, met verificatoire bescheiden onderbouwd beeld hebben van de omvang van de nalatenschap. Het ligt ook niet in de rede dat de executeurs de onderhavige procedure zouden opstarten als zij de gevorderde bescheiden al in hun bezit zouden hebben.
5.4.
De gevorderde voorziening tot verstrekking van de in onderdeel 3.4 van de dagvaarding genoemde bescheiden zal derhalve worden toegewezen, behalve voor zover op enig onderdeel hierna anderszins wordt geoordeeld:
-[gedaagde] voert aan dat zij niet beschikt over het kentekenbewijs van de[auto]. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat dit verweer onjuist is. [gedaagde] kan niet veroordeeld worden tot overlegging van stukken waarover zij niet de beschikking heeft. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Wel zal [gedaagde] het kentekenbewijs van de Saab moeten verstrekken. [gedaagde] voert aan dat zij in deze auto rijdt en daarom graag het kentekenbewijs onder zich houdt, maar dit verweer noopt niet tot een ander oordeel. [gedaagde] betwist immers niet dat de Saab onderdeel uitmaakt van de nalatenschap. [gedaagde] dient zich aan het testament te houden ook daar waar dat haar minder goed uitkomt.
-de voorzieningenrechter onderschrijft -grotendeels- het verweer van [gedaagde] dat het te ver voert om administratie over te moeten leggen betrekking hebbende op de periode reeds vanaf 1 januari 2009. Beslist zal worden dat de administratie vanaf 1 januari 2013 moet worden verstrekt, dit met uitzondering van de administratie van de voornoemde B.V. Ter zitting hebben de executeurs aannemelijk gemaakt dat de administratie van de B.V. ook op eerdere jaren dient te zien, dit omdat de belastingdienst recentelijk dwangbevelen heeft uitgevaardigd jegens de B.V. die ook op deze eerdere jaren zien. Voorts zal de vordering tot afgifte van de administratie van de B.V. beperkt worden tot aan de datum van 1 februari 2014, nu [gedaagde] onbetwist aanvoert dat vanaf deze datum het adres van de B.V. is verplaatst naar het adres van Van [eiser]. De executeurs mogen daarom geacht worden vanaf deze datum zelf over de administratie van de B.V. te beschikken.
-[gedaagde] is niet gehouden tot overlegging van polissen van schadeverzekeringen die reeds door [eiser2] zijn opgezegd, nu niet in valt te zien welk belang de executeurs hier hebben;
-[gedaagde] betwist dat sprake is van vorderingen van erflater op derden of op [gedaagde]. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat dit verweer onjuist is. [gedaagde] kan niet worden veroordeeld tot iets waartoe zij niet in staat is. Daarom zal onderdeel “g Vorderingen” van de bescheiden genoemd in de dagvaarding onder 3.4, worden afgewezen.
-volgens [gedaagde] beschikt Van [eiser] reeds over de oprichtingsakte en de statuten van de B.V. De executeurs hebben dit ter zitting niet meer weersproken. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
-[gedaagde] betwist dat zij over een pensioenbrief beschikt. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat dit verweer onjuist is. [gedaagde] kan niet worden veroordeeld tot iets waartoe zij niet in staat is. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
5.5.
De voorzieningenrechter tekent aan dat de executeurs ter zitting desgevraagd hebben erkend dat hun vordering sub “m 1”, strekkende tot overlegging van “
alle overige informatie die van belang kan zijn voor het vaststellen van de omvang van de nalatenschap…” dusdanig onbepaald is dat [gedaagde] op die grondslag geen dwangsom kan verbeuren. De executeurs hebben verklaard dat zij niettemin belang hebben bij toewijzing van deze vordering, omdat opzettelijk verzwijgen van enig goed door een deelgenoot in een gemeenschap, er toe kan leiden dat deze deelgenoot haar aandeel in dit goed verliest. De voorzieningenrechter onderschrijft de stelling dat dit een belang is dat toewijzing rechtvaardigt. Duidelijkheidshalve zal echter wel bepaald worden dat [gedaagde] geen dwangsom kan verbeuren op dit onderdeel.
5.6.
De gevorderde dwangsom zal voor het overige wel worden toegewezen, nu [gedaagde] zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij geen medewerking hoeft te verlenen omdat het testament nietig zou zijn. Daarbij komt dat er toch een boedelbeschrijving zal moeten worden opgesteld, ongeacht de vraag wat aan ieder der erfgenamen toekomt. De dwangsom zal worden gematigd en beperkt op na te melden wijze.
5.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de executeurs. Deze kosten worden begroot op € 816,- aan salaris advocaat (standaardtarief kort geding volgens de Liquidatietarieven), € 282,- aan griffierecht en € 93,80 aan explootkosten dagvaarding.
in reconventie
5.8.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de verhouding tussen partijen is verstoord. Of deze verstoorde verhouding dusdanig slecht is dat sprake is van de -voor het ontslag van de executeurs vereiste- “gewichtige reden” (art. 4:149 lid 2 BW), is een vraag die in een bodemprocedure tot de competentie van de kantonrechter behoort. Dit neemt, anders dan de executeurs betogen, niet weg dat ook de voorzieningenrechter bevoegd is om in kort geding hierover te beslissen, bij wege van voorlopige voorziening. Voorwaarde daarvoor is slechts dat sprake is van een spoedeisende zaak waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist. In dit geval wordt aan deze voorwaarde echter niet voldaan, op grond van het volgende.
5.9.
Of de kantonrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van een gewichtige reden valt weliswaar niet op voorhand uit te sluiten, maar is bepaald onzeker. Het is naar voorlopig oordeel in hoofdzaak aan [gedaagde] te wijten dat haar verstandhouding met de executeurs minder goed is. [gedaagde] erkent dat zij aan de huurders heeft verzocht de huurpenningen over te maken naar een ander bankrekeningnummer. De voorzieningen-rechter onderschrijft het standpunt van de executeurs dat [gedaagde] daartoe nog niet gerechtigd was omdat eerst de schulden ex artikel 4:7 lid 1 BW, die voorrang hebben op het legaat van [gedaagde], moeten worden voldaan. Hetzelfde oordeel geldt voor de overboeking door [gedaagde] van een bedrag van € 27.500,- uit de nalatenschap naar haar moeder. [gedaagde] stelt dit bedrag te hebben “veilig gesteld” maar dit veilig stellen ontbeert enige rechtsgrond. [gedaagde] heeft geld weggesluisd waartoe zij niet gerechtigd was. [gedaagde] kan zich er niet in vinden dat de executeurs overeenkomsten van erflater met nutsbedrijven en met bedrijven als UPC en degelijke hebben opgezegd, maar aan de executeurs kwam wel het recht toe dit te doen. Het is [gedaagde] zelf die voortaan de kosten hiervan moet dragen. Partijen houdt nog verdeeld of [gedaagde] al dan niet van tevoren door de executeurs op de hoogte is gebracht van deze opzeggingen, maar dit doet niet af aan het recht tot opzegging. [gedaagde] stelt overigens niet dat zij daadwerkelijk afgesloten is geweest van enige voorziening.
5.10.
[gedaagde] heeft er geen recht op dat de executeurs thans rekening verantwoording aan de erfgenamen afleggen. Ingevolge art. 4:151 BW dienen de executeurs rekening en verantwoording af te leggen nadat hun bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap is geëindigd, aan degene die na hen tot beheer bevoegd is. Overigens valt ook niet in te zien welk spoedeisend belang [gedaagde] in deze heeft. [gedaagde] onderbouwt deze vordering niet (goed).
5.11.
In het voormelde oordeel dat eerst de -voorrang genietende- schulden ex art. 4:7 lid 1 BW dienen te worden voldaan voordat [gedaagde] (wellicht) haar rechten uit haar legaat kan gaan uitoefenen, ligt ook besloten de afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] om aan haar toegang te verlenen tot de woning en bedrijfsruimte aan de [adres] en om aan [gedaagde] de geïncasseerde huurpenningen af te dragen.
5.12.
De voorzieningenrechter tekent nog aan dat gebrek aan medewerking aan de afwikkeling van de nalatenschap door [gedaagde] mogelijk contraproductief kan uitwerken, omdat het dan nog langer gaat duren voordat [gedaagde] -wellicht- de huurpenningen krachtens haar legaat kan gaan ontvangen. Of er voldoende actief overblijft in de nalatenschap na voldoening van de schulden is overigens niet zeker, nu de executeurs ter zitting hebben verklaard dat er wellicht nog een fiscale claim op de nalatenschap volgt van mogelijk € 500.000,-. De voorzieningenrechter leidt uit deze stellingname af dat de executeurs niet langer het standpunt innemen dat zeker is dat de nalatenschap een batig saldo heeft. Het verdient aanbeveling dat partijen daarover snel meer duidelijkheid verkrijgen, omdat het weinig zinvol lijkt om voort te procederen over een nalatenschap zonder (voldoende) baten.
5.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de executeurs. Deze kosten worden begroot op € 408,- aan salaris advocaat (helft standaardtarief kort geding volgens de Liquidatietarieven, nu de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie weken na betekening van het onderhavige vonnis aan de executeurs de gegevens te verstrekken die genoemd worden onder 3.4 van de dagvaarding, met uitzondering van volgende:
-het kentekenbewijs van de[auto],
-administratie daterend van voor 1 januari 2013, behalve voor zover betrekking hebbend op de administratie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokkene1], welke administratie moet worden verstrekt over de periode van 1 januari 2009 tot 1 februari 2014,
-de oprichtingsakte en de statuten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokkene1],
-polissen van schadeverzekeringen die reeds door [eiser2] zijn opgezegd,
-bescheiden betreffende onderdeel “g Vorderingen” (schulden van [gedaagde] en derden aan erflater);
-een pensioenbrief;
6.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,- verbeurt voor iedere dag, of gedeelte daarvan, dat zij in gebreke blijft om aan voormelde veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,- met uitzondering van de veroordeling tot overlegging van bescheiden als genoemd in de dagvaarding onder randnummer 3.4. onder “m1” (“
alle overige informatie”), ter zake waarvan geen dwangsom kan worden verbeurd;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van de executeurs, tot op heden begroot op € 1.191,80;
6.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
6.6.
wijst het gevorderde af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van de executeurs, tot op heden begroot op € 408,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2014. [1]

Voetnoten

1.2517/2009