ECLI:NL:RBROT:2014:9372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
C/10/442626 / HA ZA 14-83
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot aandelenoverdracht en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een meerderheidsaandeelhouder van [gedaagde1] Beheer, en gedaagden, waaronder [gedaagde3], die als bestuurder van [gedaagde1] Beheer betrokken was bij de overdracht van aandelen in [betrokkene2]. Eiseres vorderde de vernietiging van het besluit tot overdracht van aandelen aan [gedaagde2], omdat dit volgens haar zonder de vereiste goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering was gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de statuten van [gedaagde1] Beheer geen expliciete goedkeuringseis bevatten voor de overdracht van aandelen, en dat de overdracht plaatsvond in een context waarin de aandelen een negatieve waarde vertegenwoordigden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een schending van de statuten en dat de overdracht in het belang van de vennootschap was. Daarnaast werd de vordering tot teruglevering van de aandelen afgewezen, omdat er geen rechtsgrond voor was. Eiseres had ook een vordering ingesteld op grond van bestuurdersaansprakelijkheid tegen [gedaagde3], maar de rechtbank oordeelde dat hij niet onrechtmatig had gehandeld en dat er geen bewijs was van een tekortkoming in zijn taakvervulling. Uiteindelijk werden alle vorderingen van eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/442626 / HA ZA 14-83
Vonnis van 12 november 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te[woonplaats],
eiseres,
advocaat voorheen mr. G.B. de Jong te Hoogezand,
thans niet langer ten processe vertegenwoordigd,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde1],
gevestigd te[woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2],
gevestigd te [woonplaats],
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E.M. Richel te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiser] respectievelijk [gedaagde1] Beheer, [gedaagde2] en [gedaagde3]. Waar gedaagden gezamenlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als [gedaagde1] Beheer c.s.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 6 mei 2008, met beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord, met vier producties;
  • het tussenvonnis van 19 februari 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief d.d. 17 april 2014, met elf producties van mr. De Jong;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 mei 2014;
  • de akte eiswijziging d.d. 13 mei 2014;
  • de akte houdende verzet tegen wijziging van eis c.q. vermeerdering eis, met drie
producties (doorgenummerd als producties 5 tot en met 7);
- de brief van mr. Richel van 14 mei 2014, met één productie (houdende een afschrift van de
jaarrekening [betrokkene2] 2007).
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties waarop beroep is gedaan, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1
[eiser] en [gedaagde3] zijn ex-echtgenoten.
2.2
[eiser] houdt 60 % van de aandelen in het kapitaal van [gedaagde1] Beheer. De overige aandelen worden door de dochter van [eiser] en [gedaagde3] (20 %) alsmede door [betrokkene] Holding (20 %) gehouden.
[gedaagde1] Beheer was tot 11 mei 2007 enig aandeelhoudster van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokkene2] Beheer B.V. (hierna: [betrokkene2]).
2.3
[gedaagde3] is bestuurder van [gedaagde1] Beheer. [gedaagde3] is eveneens bestuurder en middelijk enig aandeelhouder van [betrokkene] Holding B.V.
2.4
[betrokkene] Holding B.V. houdt tevens alle aandelen in het kapitaal van [gedaagde2] Participaties B.V. (hierna: [gedaagde2]). [gedaagde3] is eveneens een van de bestuurders van [gedaagde2].
2.5
Op 11 mei 2007 zijn de aandelen in het kapitaal van [betrokkene2] van [gedaagde1] Beheer bij notariële akte geleverd aan [gedaagde2].
2.6
In de vigerende statuten van [gedaagde1] Beheer (laatstelijk gewijzigd op 19 augustus 1994) staat, voor zover hier van belang weergegeven, het volgende vermeld:
“(…)
BIJZONDERE BESLUITEN
Artikel 29
Besluiten tot fusie als bedoeld in artikel 309 Boek 2 van - het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van de statuten, tot ontbinding van de vennootschap of tot goedkeuring van een bestuursbesluit strekkende tot staking of overdracht van een bedrijf van de vennootschap, kunnen door de algemene vergadering slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde van de geldige stemmen, uitgebracht in een vergadering, waarin tenminste drie/vierde van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. Is in de vergadering het vereiste kapitaal niet vertegenwoordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden binnen een maand na de eerste, waarin ongeacht het dan vertegenwoordigde kapitaal doch met de hiervoor bepaalde meerderheid van stemmen geldige besluiten omtrent het desbetreffende voorstel kunnen worden genomen.
(…)”.
2.7
Op of omstreeks 28 november 2007 heeft [gedaagde2] de aandelen in [betrokkene2] overgedragen aan de stichting Stichting Administratiekantoor [betrokkene3]. Het bestuur van voormelde stichting bestaat uit vier personen waaronder [gedaagde3].

3.De vordering

3.1
De gewijzigde vordering luidt, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I het besluit vernietigt waarmee op of omstreeks 11 mei 2007 door [gedaagde1] Beheer alle aandelen in [betrokkene2] zijn overgedragen aan [gedaagde2];
II
Primair:
1. [gedaagde3] veroordeelt om – na vernietiging van het voornoemde besluit – over te gaan tot teruglevering van genoemde aandelen aan [gedaagde1] Beheer en daarbij alle noodzakelijke en alle (juridische) handelingen te verrichten teneinde deze teruglevering overeenkomstig de wettelijke bepalingen uit te voeren, één en ander uit te voeren binnen een week na het in deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor [gedaagde3] voor iedere dag dat hij daarin nalatig zal zijn, alsmede
2. [gedaagde3] verplicht om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis aan [eiser] te verstrekken de jaarrapporten en aangiften vennootschapsbelasting van de jaren 2006 tot en met 2013 van [gedaagde1] Beheer op straffe van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag en/of onvolledigheid van nakoming;
Subsidiair:
1. [gedaagde3] veroordeelt wegens (bestuurders)aansprakelijkheid jegens [eiser] tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, alsmede
2. [gedaagde3] verplicht om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis aan [eiser] te verstrekken de jaarrapporten en aangiften vennootschapsbelasting van de jaren 2006 tot en met 2013 van [gedaagde1] Beheer op straffe van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag en/of onvolledigheid van nakoming;
III [gedaagde1] Beheer c.s. veroordeelt in de kosten van de procedure, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
[eiser] heeft aan haar vordering, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
3.2
[gedaagde3] heeft in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde1] Beheer alle aandelen in het kapitaal van [betrokkene2] overgedragen aan [gedaagde2] waarover hij als bestuurder de volledige zeggenschap had, zonder dat hieraan een geldig besluit ten grondslag lag.
3.3
Op grond van artikel 29 van de statuten was toestemming c.q. goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering vereist voor de overdracht van de aandelen, nu het hier de overdracht van het enige c.q. belangrijkste vermogensbestanddeel van deze vennootschap betrof.
3.3
Het besluit is ongeldig en dient overeenkomstig artikel 2:15 BW te worden vernietigd. [eiser] heeft recht op en belang bij de gevorderde vernietiging van het besluit, nu zij meerderheidsaandeelhouder is van [gedaagde1] Beheer en door de vernietiging van het besluit de aandelen kunnen worden teruggeleverd aan [gedaagde1] Beheer.
3.4
[gedaagde3] heeft in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 2:256 BW (oud), nu sprake is van een verkoop van aandelen aan een onderneming waarin [gedaagde3] de volledige zeggenschap heeft en [gedaagde3] de algemene vergadering van aandeelhouders niet over de aanwezigheid van dit tegenstrijdig belang heeft geïnformeerd.
3.5
[gedaagde3] is in zijn hoedanigheid van bestuurder tekortgeschoten in de nakoming van de statutaire bepalingen dan wel heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] vanwege ‘verduistering’ van vermogensbestanddelen van [eiser]. [gedaagde3] heeft ten onrechte geprofiteerd van zijn eigen onrechtmatig handelen als bestuurder c.q. van het tekortschieten in de nakoming van de uitvoering van zijn taak als bestuurder van [gedaagde1] Beheer.
[gedaagde3] is dan ook jegens [eiser] (mede) aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 2:9 BW, nu hij door in strijd met de statutaire bepalingen en wettelijke bepaling van artikel 2:256 BW te handelen verwijtbaar heeft gehandeld als bestuurder en niet heeft voldaan aan de op hem rustende plicht tot het vervullen van een behoorlijke taakvervulling.
3.6
[gedaagde3] kan worden veroordeeld tot teruglevering van de aandelen die zich thans bevinden in de stichting Stichting Administratiekantoor [betrokkene3], gezien de nauwe band tussen [gedaagde3] en de stichting Stichting Administratiekantoor [betrokkene3] waarvan [gedaagde3] bestuurder is.

4.Het verweer

4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
[gedaagde1] Beheer c.s. heeft daartoe, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd.
4.2
De overdracht van de aandelen heeft bij notariële akte van 11 mei 2007 plaatsgevonden.
[gedaagde3] was als enig bestuurder bevoegd om [gedaagde1] hierbij rechtsgeldig te vertegenwoordigen. De statuten beperken de bevoegdheid van [gedaagde3] om deze beschikkingshandeling te verrichten niet.
4.3
Er is geen sprake van een uit de wet of statuten voortvloeiend goedkeuringsvereiste.
4.4
De ten processe bedoelde aandelenoverdracht was in het belang van zowel [gedaagde1] Beheer als [betrokkene2].
4.5
[eiser] is als aandeelhouder niet benadeeld, omdat het eigen vermogen van [betrokkene2] ten tijde van de aandelenoverdracht zwaar negatief was en dat thans nog steeds is.
[eiser] heeft ook niet gesteld waarom sprake zou zijn van benadeling.
4.6
Het besluit is niet vernietigbaar, want het is - gezien het vorenstaande - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar.
4.7
[gedaagde3] heeft als bestuurder niet onrechtmatig gehandeld.
4.8
[gedaagde2] houdt de aandelen in [betrokkene2] niet meer. Deze zijn al voor dagvaarding overgedragen aan Stichting Administratiekantoor [betrokkene3] tegen uitgifte van certificaten. [gedaagde2] noch [gedaagde3] kan aan een eventuele veroordeling tot teruglevering van de aandelen in [betrokkene2] voldoen.
4.9
Teruglevering van de aandelen is niet in het belang van [gedaagde1] of [betrokkene2].
4.1
Het op 28 april 2008 onder [gedaagde2] gelegde beslag heeft geen doel getroffen, aangezien [gedaagde2] toen geen aandeelhouder meer was.

5.De beoordeling

Vernietiging besluit

5.1
[eiser] vordert in de eerste plaats vernietiging van het besluit waarmee op of omstreeks 11 mei 2007 door [gedaagde1] Beheer alle aandelen in het kapitaal van [betrokkene2] zijn overgedragen aan [gedaagde2]. [eiser] grondt haar vordering tot vernietiging van het besluit tot aandelenoverdracht uitsluitend op het bepaalde in artikel 2:15 BW (en niet op het meer voor de hand liggende artikel 2:14 BW).
[eiser] legt aan deze vordering schending van een statutaire bepaling - artikel 29 - ten grondslag en stelt dat op grond van deze bepaling toestemming van de aandeelhoudersver-gadering was vereist, omdat sprake was van een overdracht van het enige c.q. belangrijkste vermogensbestanddeel van [gedaagde1] Beheer, hetgeen gelijk kan worden gesteld aan een liquidatie en/of ontbinding van de vennootschap, dan wel gelijk gesteld kan worden aan de volledige overdracht van enige bedrijven waarin [gedaagde1] Beheer voor 100 % deelneemt.
Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde3] heeft gehandeld in strijd met artikel 2:256 BW (oud), nu hij als bestuurder de aandelen heeft verkocht aan een andere onderneming van [gedaagde3] waarin hij de volledige zeggenschap heeft en [gedaagde3] heeft nagelaten de algemene vergadering hierover tijdig te informeren zodat deze in de gelegenheid was om haar aanwijsbevoegdheid uit te oefenen, hetgeen - zo de rechtbank begrijpt – volgens [eiser] eveneens een grond oplevert voor vernietiging van het besluit op de voet van voormeld artikel.
5.2
Artikel 2:15 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar is wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen
die het tot stand komen van besluiten regelen. Hieronder valt niet de schending van een statutaire bepaling die de bevoegdheid van een orgaan regelt of het ontbreken van een statutair voorgeschreven handeling/mededeling aan een ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen. Overtreding van die regels leidt tot nietigheid van het besluit op grond van artikel 2:14 BW.
Nog daargelaten of artikel 29 kan worden aangemerkt als een statutaire bepaling die betrekking heeft op het regelen van de totstandkoming van besluiten, rijst de vraag of artikel 29 van de statuten daadwerkelijk is geschonden. Daarvoor dient dit artikel te worden uitgelegd. Deze uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen ervan, maar daarbij komt het tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van dat geschrift mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.3
In artikel 29 van de statuten staat vermeld dat besluiten tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 BW en tot wijziging van statuten, tot ontbinding van de vennootschap of tot goedkeuring van een bestuursbesluit strekkende tot staking of overdracht van een bedrijf van de vennootschap, slechts kunnen worden genomen met een meerderheid van twee/derde van de geldige stemmen, uitgebracht in een vergadering waarin tenminste drie/vierde van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd. Is in de vergadering het vereiste kapitaal niet vertegen-woordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden binnen een maand na de eerste, waarin ongeacht het dan vertegenwoordigde kapitaal doch met de hiervoor bepaalde meerderheid van stemmen geldige besluiten omtrent het desbetreffende voorstel kunnen worden genomen.
5.4
Bestudering van voormeld artikel leidt bij de rechtbank allereerst tot de conclusie dat een overdracht van aandelen niet als zodanig in artikel 29 van de statuten staat vermeld. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de beantwoording van de vraag of een aandelenoverdracht onder voormeld artikel desalniettemin is begrepen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend
Gelet op de wijze waarop artikel 29 van de statuten is geredigeerd, komt het de rechtbank voor dat het artikel ziet op gevallen waarin de (dis)continuatie (overdracht/ liquidatie /ontbinding) van de eigen onderneming [gedaagde1] Beheer centraal staat en is het artikel niet geschreven voor situaties waarin het gaat om de vervreemding van de aandelen of participaties. Het artikel biedt ook in samenhang bezien met de overige statutaire bepalingen geen steun voor het standpunt van [eiser] dat onder de reikwijdte van artikel 29 ook de overdracht van aandelen in participaties moet worden begrepen.
5.5
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een redelijke, op de praktijk afgestemde uitleg van de bepaling met zich brengt dat het bestuur geen toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders benodigde voor de verkoop van de aandelen in [betrokkene2] B.V.
Dit leidt tot de conclusie dat de gevorderde vernietiging op de voet van artikel 2:15 BW jo. 29 van de statuten moet worden afgewezen, nu niet gebleken is van een schending van artikel 29 van de statuten.
Tegenstrijdig belang
5.6
Voorts ligt de vraag voor of het vereiste gebrek in de totstandkoming van het besluit kan worden gegrond op een aanwezig tegenstrijdig belang bij [gedaagde3].
De rechtbank overweegt dat de aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden op 11 mei 2007. Dit betekent dat de regeling ter zake van tegenstrijdig belang zoals deze gold vóór 1 januari 2013 van toepassing is.
Ingevolge het destijds geldende artikel 2:256 BW wordt de vennootschap, tenzij bij de statuten anders is bepaald, in alle gevallen waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, vertegenwoordigd door commissarissen. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
Vaststaat dat [gedaagde3] ten tijde van het nemen van het besluit tot overdracht van de aandelen in het kapitaal van [betrokkene2] naast statutair bestuurder van de verkopende vennootschap [gedaagde1] Beheer ook direct bestuurder van de verkrijgende vennootschap [gedaagde2] was, zodat in beginsel sprake was van een aanwezig kwalitatief tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:256 BW: [gedaagde3] trad immers op zowel voor verkoper als voor koper. Dat – zoals [gedaagde3] heeft aangevoerd – hij niet de volledige zeggenschap had in de verkrijgende onderneming, doet daar niet aan af, nu hij voor beide vennootschappen zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd was.
Vooropgesteld dient te worden dat de enkele aanwezigheid van een ogenschijnlijk (kwalita-tief) tegenstrijdig belang nog niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een gebrek in de totstandkoming van een besluit en van strijd met artikel 2:256 BW. Daarvoor zijn volgens vaste jurisprudentie bijkomende omstandigheden nodig (zie onder meer HR 29 juni 2007, 420 Bruil/Kombex).
5.7
Er is eerst sprake van een tegenstrijdig belang, indien sprake is van zodanig onverenig-bare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of de bestuurder zich bij het handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. Hierbij dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. Het moet derhalve gaan om situaties waarin de bestuurder zich niet in staat had mogen achten om het belang van de vennootschap te vertegenwoordigen.
Of sprake is van een tegenstrijdig belang hangt af van de omstandigheden van het geval.
5.8
[gedaagde3] heeft ter gelegenheid van de comparitie gemotiveerd en gedocumenteerd aangevoerd dat de aandelen in [betrokkene2] een negatieve waarde vertegenwoordigden, zodat het besluit tot overdracht van deze aandelen in het belang was van zowel [gedaagde1] Beheer als [betrokkene2] en [eiser] daar niet door is benadeeld als aandeelhouder. [betrokkene2] had ten tijde van de overdracht van de aandelen (tegen een koopprijs van één euro) een schuld van ongeveer twee miljoen euro en heeft nu een negatief vermogen van ongeveer 6,7 miljoen euro, aldus [gedaagde3]. [gedaagde3] heeft ter onderbouwing onder meer de publicatiestukken van [betrokkene2] over 2013 en het jaarrapport van [betrokkene2] over 2007 overgelegd. Ook heeft [gedaagde3] aangevoerd dat [betrokkene2] nooit uit de negatieve cijfers is geweest en dat het gunstig voor [gedaagde1] Beheer is om niet langer enig aandeelhouder te zijn, nu schuldeisers van [betrokkene2] zich bij een faillissement - waar [betrokkene2] op af lijkt te stevenen - kunnen verhalen op de moedervennootschap.
5.9
[eiser] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hiertegen niets in het geding gebracht. Het dient er dan ook voor te worden gehouden dat [betrokkene2] B.V. in zeer zwaar weer verkeerde, zodat niet kan worden geconcludeerd dat [gedaagde1] Beheer c.q. [eiser] in haar hoedanigheid van aandeelhouder slechter is geworden van de overdracht van de aandelen van [betrokkene2] gelet op het negatieve vermogen van [betrokkene2].
[eiser] heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit – indien bewezen – kan worden geconcludeerd dat [gedaagde3] door de aandelen in [betrokkene2] over te dragen wel in strijd met de belangen van de vennootschap handelde, hetgeen op haar weg had gelegen. [eiser] heeft ook niet gesteld dat [gedaagde1] Beheer schade heeft geleden door de aandelenoverdracht, dan wel dat [gedaagde1] Beheer c.q. [eiser] als aandeelhouder van de overdracht ‘slechter’ is geworden, hetgeen de rechtbank ook niet is gebleken.
De door [gedaagde3] overgelegde schriftelijke stukken, in het bijzonder het jaarrapport van [betrokkene2] over 2007, onderschrijven het door [gedaagde3] geschetste beeld van de slechte financiële toestand waarin [betrokkene2] verkeerde en nog steeds verkeert.
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat [gedaagde3] niet integer en objectief de belangen van de door hem vertegenwoordigde vennootschap behartigde, zodat hem niet kan worden verweten dat hij zich bij het overdragen van de aandelen heeft laten leiden door andere belangen dan die van de vennootschap [gedaagde1] Beheer. Er is dan ook geen sprake van strijd met artikel 2:256 BW.
Dit leidt tot de conclusie dat de gevorderde vernietiging van het besluit tot aandelen-overdracht op de voet van artikel 2:15 BW juncto 2:256 BW moet worden afgewezen, nu niet gebleken is van een gebrek in de totstandkoming van het besluit.
Teruglevering aandelen
5.1
Nu geen vernietiging van het besluit tot aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden, ontbreekt de rechtsgrond voor teruglevering van de aandelen. Hierop stuit de vordering af.
Overigens was ook ingeval het besluit tot aandelenoverdracht wel was vernietigd de vordering niet toewijsbaar geweest. [eiser] heeft immers miskend dat vernietiging van voormeld besluit terugwerkende kracht heeft en derhalve tot gevolg heeft dat een geldige titel aan de overdracht alsdan zou hebben ontbroken. Gelet op het bepaalde in artikel 3:84 BW zou er in dat geval geen rechtsgeldige overdracht van de aandelen hebben plaats-gevonden en is een vordering tot ‘teruglevering van de aandelen’ mitsdien niet toewijsbaar.
Overlegging stukken
5.11
[eiser] vordert zowel primair als subsidiair dat de rechtbank [gedaagde3] zal verplichten om de jaarrapporten en aangiften vennootschapsbelasting van de jaren 2006 tot en met 2013 van [gedaagde1] Beheer aan haar te verstrekken op straffe van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere dag en/of onvolledigheid van nakoming.
[eiser] heeft, hoewel daartoe uitdrukkelijk verzocht ter gelegenheid van de comparitie, geen grondslag aangevoerd voor de vordering tot verstrekken van genoemde bescheiden. [eiser] heeft slechts gesteld dat de stukken eerder in andere procedures zijn gevraagd, maar nooit ter beschikking zijn gesteld en dat zij de stukken nodig heeft om inzicht te krijgen in de financiële positie van [betrokkene2] in de jaren 2006 tot en met 2013 met betrekking tot de door haar gevorderde schadevergoeding. Nog afgezien van het feit dat een dergelijke vordering, bij gebreke aan een rechtsgrond, niet toewijsbaar is, valt zonder nadere toelichting, die gesteld noch gebleken is, niet te begrijpen waarom stukken die betrekking hebben op genoemde periode relevant zijn, nu (eventuele) schade uitsluitend kan zijn geleden op het moment van de aandelenoverdracht, (bijvoorbeeld bij verkoop tegen een te lage prijs). [eiser] heeft haar stellingen op dit punt evenmin nader toegelicht. De vorderingen ter zake van de jaarrapporten en aangiften zullen dan ook, als niet onderbouwd, worden afgewezen.
Bestuurdersaansprakelijkheid:
5.12
[eiser] heeft [gedaagde3] subsidiair aangesproken uit hoofde van bestuurders-aansprakelijkheid. Hij heeft daarbij verwezen naar artikel 2:9 alsmede 6:162 BW. Afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, kan grond bestaan voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder namens de vennootschap heeft gehandeld (i), dan wel van degene die als bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt (ii). In beide gevallen mag alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens een schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld, waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
5.13
[eiser] heeft haar vordering tot betaling van schadevergoeding wegens bestuurders-aansprakelijkheid gegrond op hetzelfde hierboven weergegeven feitencomplex, bestaande uit - kort gezegd - het vermeend handelen in strijd met de statuten.
Zoals hiervoor reeds is overwogen kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde3] in strijd met de statutaire bepalingen, en in het bijzonder met artikel 29, heeft gehandeld. [gedaagde3] behoefde geen toestemming voor de aandelenoverdracht van de algemene aandeelhoudersvergadering en was als bestuurder bevoegd om de aandelen over te (doen) dragen aan [gedaagde2].
Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat [gedaagde3] onrechtmatig heeft gehandeld, nu niet is gebleken dat hij zijn aan hem opgedragen taak onbehoorlijk heeft vervuld. Ook anderszins is gesteld noch gebleken dat [gedaagde3] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft op dit punt geen (nadere) feiten gesteld die, indien bewezen, de conclusie rechtvaardigen dat [gedaagde3] op de voet van artikel 2:9 BW dan wel artikel 6:162 BW onrechtmatig heeft gehandeld. Hierop stuit de vordering af.
5.14
De ook subsidiair gevorderde overlegging van stukken zal worden afgewezen op de gronden als vermeld in r.o. 5.11.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat alle vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
5.15
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde1] Beheer c.s. worden begroot op € 254,- (griffierecht) alsmede € 1.130,- (salaris advocaat, 2,5 punt tarief II).

6.De beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde1] beheer c.s. bepaald op € 254,- aan vastrecht, op € 1.130,- aan overige verschotten
verklaart dit vonnis, wat de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2014.
1182/2053