In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Het verzoek was ingediend door de Stichting Jeugdteams Zuid-Holland-Zuid, die verzocht om de minderjarige [Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2000, in een gesloten accommodatie te plaatsen. De moeder van de minderjarige stemde in met dit verzoek, evenals de minderjarige zelf. De stichting stelde dat de plaatsing noodzakelijk was om de minderjarige nog een maand in de huidige accommodatie te laten verblijven voordat zij zou worden overgeplaatst naar een andere instelling.
De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat het verzoek niet ontvankelijk was. Volgens de Jeugdwet kan een verzoek tot gesloten plaatsing alleen worden ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jeugdige woont, mits de gezaghebbende ouders instemmen. In dit geval was het verzoek ingediend door de stichting, en niet door het college, wat leidde tot de conclusie dat de stichting niet bevoegd was om het verzoek in te dienen. De kinderrechter heeft daarom de stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
De beschikking is gegeven door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.