In deze zaak heeft eiser, die hoofdelijk is veroordeeld in de hoofdzaak, verzocht om doorhaling van de vrijwaringsprocedure tegen gedaagde. Eiser achtte het niet opportuun om de vrijwaringszaak voort te zetten, gezien de onherroepelijke beslissing in de hoofdzaak. Gedaagde heeft zich wel gesteld, maar geen conclusie van antwoord genomen. Gedaagde verzet zich tegen de doorhaling en vraagt om een kostenveroordeling, omdat hij kosten heeft gemaakt in verband met de vrijwaringsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijwaringsprocedure niet opportuun was, maar dat gedaagde wel belang had bij het wijzen van het vonnis en het uitspreken van een kostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser in de proceskosten van gedaagde moet worden veroordeeld, maar heeft geen salaris voor de advocaat in de kostenveroordeling opgenomen, omdat de advocaat van gedaagde ook in de hoofdzaak betrokken was en er geen aanleiding was om eerder processtukken op te stellen. De rechtbank heeft de vordering van eiser als ingetrokken beschouwd en de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 193,=.