ECLI:NL:RBROT:2015:2065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
3155451 CV EXPL 14-28382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten en rechtsverwerking in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Fideswonen en de besloten vennootschap ’t Voortvarend Scheepje Oude-Tonge B.V. over een vordering tot betaling van servicekosten. Eiseres, Fideswonen, heeft gedaagde, ’t Voortvarend Scheepje Oude-Tonge B.V., aangesproken op een bedrag van € 9.008,13 aan hoofdsom, alsmede buitengerechtelijke incassokosten en rente. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst die op 1 juni 2011 tot stand is gekomen voor een bedrijfsruimte die door gedaagde werd gebruikt als kinderopvang.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 juni 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiseres de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard. Gedaagde voerde aan dat de huurovereenkomst niet met hen, maar met een andere vennootschap was gesloten. Daarnaast werd rechtsverwerking ingeroepen, omdat eiseres pas na 2,5 jaar met de navordering kwam.

De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst wel degelijk met gedaagde tot stand was gekomen. De rechter verwierp het verweer van gedaagde en oordeelde dat de vordering tot betaling van de servicekosten gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 4.112,80 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3155451 CV EXPL 14-28382
uitspraak: 27 maart 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Fideswonen,
gevestigd te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
eiseres,
gemachtigde: mr. H. Wesdijk, werkzaam bij gerechtsdeurwaarder A. Lodder,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
’t Voortvarend Scheepje Oude-Tonge B.V.,
gevestigd te Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
gedaagde
gemachtigde: mr. P.P. Engelsman.

1.Het verloop van de procedure

  • het exploot van dagvaarding van 5 juni 2014, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier d.d. 17 juni 2014 van de mondeling door gedaagde genomen conclusie;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis d.d. 17 juli 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de voorafgaand aan de comparitie van partijen ontvangen stukken van eiseres;
  • het proces-verbaal van de op 16 september 2014 gehouden comparitie van partijen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Door ondertekening is op 1 juni 2011 tussen eiseres als verhuurder en de in schriftelijk opgemaakte huurovereenkomst genoemde huurder, te weten: ’t Voortvarend-Scheepje, gevestigd en kantoorhoudende te Dirksland aan de Vroonweg 10b, 3247 CG, een huurovereenkomst voor een zelfstandige ruimte tot stand gekomen, staande en gelegen te Vroonweg 10b te Dirksland De schriftelijke huurovereenkomst is namens de huurder ondertekend door [de heer H.].
2.2.
Voor zover van belang is in de schriftelijke huurovereenkomst volgende vastgelegd:
“(…)
het gehuurde
Artikel 1
Verhuurder verhuurt aan huurder die in huur aanneemt een aantal “groen gemaakte” ruimtes in het pand, gelegen aan de
Vroonweg 10bte
Dirksland, inclusief bijbehorend terrein van circa 127 m2 als kinderspeelplaats en het met Cura Mare gezamenlijk gebruik van de “oranje gemaakte” gemeenschappelijke ruimten. (…)
De bestemming van het gehuurde
Artikel 2
Het gehuurde is bestemd om te dienen als kinderopvang.
De huurperiode
artikel 3
De huurovereenkomst is met ingang van
1 juni 2011aangegaan voor bepaalde tijd tot en met
31 juli 2013met de mogelijkheid van verlenging van één of meerdere halfjaren. De huur gaat in per 1 juli 2011.
De door huurder te betalen prijs
artikel 4, 4.1.
Vanaf de ingangsdatum van de huur is de huurder maandelijks een prijs verschuldigd. Deze bestaat uit de kale huurprijs en het voorschot op de vergoeding voor de geleverde zaken en diensten in verband met het gehuurde, hierna te noemen “servicekosten”.
4.2
De door huurder aan verhuurder verschuldigde kale huurprijs bedraagt
€ 1.143,50,--(zegge:
eenduizendhonderddrieenveertig euro en vijftig eurocent) per maand.
4.3
Het gas, water en elektra worden middels servicekosten in rekening gebracht. Eveneens de verbouwingskosten van de gehuurde ruimtes zullen via de huur in rekening worden gebracht. Het maandelijkse bedrag met betrekking tot bovengenoemde servicekosten bedraagt
€ 1.550,--.
Dit bedrag is als volgt samengesteld:
a. gas, water en elektra € 300,--
b. verbouwingskosten € 30.000 / 2 jaar / 12 maanden € 1.250,--
totaal € 1.550,--
(…)”
Eiseres heeft bij factuur van 30 oktober 2013, bestemd voor: “Voortvarend-Scheepje, W Achterwg 2, 3255 AZ OUDE TONGE” en ten behoeve van “Vroonwg 10 b 3247 CG Dirksland”, een bedrag van € 9008,13 in rekening gebracht. Ter zake diversen is in rekening gebracht € 9005,63 en ter zake administratiekosten € 2,50.
Uit een op 8 september 2014 vervaardigd uittreksel uit de registers van de Kamers van Koophandel blijkt dat met ingang van 1 januari 2014 zich heeft gevestigd de onderneming met handelsnaam: “’t Voortvarend Scheepje Oude-Tonge B.V.”, met als bezoekadres: “Vroonweg 10, 3247CG Dirksland”.
In het uittreksel staat verder dat voornoemde vestiging onder rechtsreeks beheer staat van de hoofdvestiging. De handelsnaam van de hoofdvestiging is “’t Voortvarend Scheepje
Oude-Tonge B.V.”, met als bezoekadres “West Achterweg 2, ab, 3255 AZ Oude-Tonge”.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres heeft bij dagvaarding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan haar te betalen € 9.008,13 aan hoofdsom, € 998,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, inclusief BTW, en € 323,77 aan verschenen rente, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2.
Eiseres heeft aan haar vordering - voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Gedaagde heeft van 1 juni 2011 tot en met 31 december 2013 van eiseres gehuurd een gedeelte van de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan te Dirksland aan de Vroonweg 10 B. Het gehuurde werd gebruikt als kinderopvang. Uit hoofde van de overeenkomst heeft eiseres terzake van een afrekening energiekosten tot en met de maand juni 2013 van gedaagde te vorderen gekregen een bedrag van € 9.008,13, waarvoor eiseres aan gedaagde op 30 oktober 2013 een factuur heeft gezonden. Het betreft hier de eindafrekening tot en met juni 2013; voor die tijd en tot het einde van de huurovereenkomst werden de energiekosten bij wijze van voorschotten maandelijks doorberekend. Bij de afrekening zijn de betaalde voorschotten tot dat moment berekend.
Ondanks herhaalde aanmaning heeft eiseres van gedaagde geen betaling ontvangen.
3.3.
Gedaagde betwist de vordering. Eiseres heeft de verkeerde rechtspersoon gedagvaard. Uit de huurovereenkomst blijkt niet dat gedaagde haar contractspartij is. De bedoeling was namelijk dat ’t Voortvarend Scheepje Ooltgensplaat B.V. de contractspartij van eiseres zou worden.
Voor het geval dat wordt geoordeeld dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen voert gedaagde het volgende aan.
Gelet op de bewoordingen van de huurovereenkomst mocht gedaagde ervan uitgaan dat partijen een vast bedrag van € 300,00 per maand waren overeengekomen voor de levering van gas, water en licht. Daarbij komt dat uit de huurovereenkomst niet blijkt dat gedaagde, met een eventuele verrekening dan wel afrekening van de servicekosten, rekening had dienen te houden. Ten aanzien van de hoogte van de afrekening stelt gedaagde dat dit niet juist kan zijn berekend.
Gedaagde beroept zich verder op rechtsverwerking. Eiseres komt na bijna 2.5 jaar met haar navordering. Het had op de weg van eiseres gelegen om op een eerder tijdstip aan gedaagde kenbaar te maken dat zij rekening diende te houden met een extra afrekening.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt bij de beoordeling –voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vordering

4.1.
Eiseres heeft ter verdere onderbouwing van haar stelling dat gedaagde haar contractspartij is het volgende aangevoerd. Uit het door haar overgelegde uittreksel van de Kamers van Koophandel blijkt dat gedaagde, met ingang van 1 januari 2014, ook staat ingeschreven op het adres Vroonweg 10 te Dirksland. Voorts stelt eiseres dat uit de door haar overgelegde brieven blijkt dat alle correspondentie inzake het gehuurde aan het adres van gedaagde te Oude Tonge zijn gezonden. Ook heeft gedaagde per email gereageerd naar aanleiding van de aan haar verzonden factuur van 30 oktober 2014 en heeft gedaagde een voorstel gedaan tot het treffen van een betalingsregeling.
4.2.
Gedaagde heeft de aanvullende onderbouwing van eiseres onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zo heeft gedaagde geen afdoende verklaring gegeven voor het feit waarom één dag na het eindigen van de huurovereenkomst zij een vestiging heeft ingeschreven op het adres van het gehuurde.
Als het de bedoeling van gedaagde was om een andere vennootschap de huurovereenkomst te laten sluiten dan had het op haar weg gelegen om ervoor zorg te dragen dat de gegevens van die vennootschap duidelijk in de huurovereenkomst zouden staan. Desondanks is de huurovereenkomst door haar (indirecte) bestuurster voor akkoord ondertekend.
Onder deze omstandigheden staat vast dat tussen eiseres en gedaagde op 1 juni 2011 een huurovereenkomst tot stand is gekomen voor een gedeelte van de bedrijfsruimte staande en gelegen te Dirksland.
4.3.
Uit hoofde van de huurovereenkomst vordert eiseres afrekening van de servicekosten, berekend tot en met juni 2013. Het beroep van gedaagde op rechtsverwerking faalt nu door haar onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat eiseres zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het thans geldend maken van haar recht. Enkel stilzitten is niet voldoende. De verder nog door gedaagde gestelde omstandigheden te weten dat eiseres haar had moeten waarschuwen en dat haar bedrijfsvoering schade loopt nu zij geen rekening heeft gehouden met deze kostenpost zijn geen gedragingen van eiseres.
4.4.
Hoewel artikel 4 niet zuiver is geformuleerd zijn de bewoordingen echter niet van dien aard dat gedaagde daaruit kon en mocht afleiden dat voor de levering van gas, water en licht een vast bedrag per maand was overeengekomen van € 300,-- per maand.
Het enkele feit dat in artikel 4.3. van de huurovereenkomst, anders dan in artikel 4.1., de term
voorschotontbreekt is voor een dergelijke uitleg niet voldoende.
Voorts staat in artikel 4.1. dat huurder maandelijks een prijs is verschuldigd bestaande uit een kale huurprijs en het voorschot op de vergoeding voor de geleverde zaken en diensten in verband met het gehuurde, hierna te noemen servicekosten. Vervolgens hebben partijen in artikel 4.2. de hoogte van de kale huurprijs vastgelegd. In artikel 4.3. staat vervolgens dat het gas, water en elektra middels servicekosten in rekening worden gebracht waarna 2 regels eronder staat dat het bedrag aan servicekosten in totaal € 1.550,00 bedraagt en waarna vervolgens uiteengezet wordt hoe dit bedrag is samengesteld, te weten € 300,00 gas, water en elektra en € 1.250,00 verbouwingskosten.
Anders dan gedaagde stelt blijkt uit het vorenstaande voldoende duidelijk dat met geleverde zaken en diensten wordt gedoeld op de levering van gas, water en licht en dat het genoemde bedrag van € 300,00 slechts een voorschot betrof als vergoeding voor die diensten.
Als partijen al een vaste vergoeding per maand zouden zijn overeengekomen had het op de weg van gedaagde gelegen, handelend als professionele partij, om dit in duidelijke bewoordingen te laten vastleggen in de huurovereenkomst.
Dit verweer wordt verworpen.
4.5.
Eiseres vordert betaling van de factuur van 30 oktober 2013. Het factuurbedrag bestaat uit € 2,50 aan administratiekosten en € 9.005,63 aan diversen. Ter onderbouwing van het bedrag heeft eiseres de factuur van Eneco overgelegd. De factuur van Eneco ziet op een afrekening van 36 maanden voor de levering van gas, water en elektriciteit voor het gehele pand. Het totaalbedrag van de factuur van Eneco heeft eiseres 1 op 1 doorbelast aan haar huurders, waarbij een verdeelsleutel is gehanteerd gebaseerd op het aantal door de huurder gehuurde vierkante meters en de periode dat is gehuurd. In het geval van gedaagde is eiseres uitgegaan van 24 maanden en 253,7 vierkante meters.
4.6.
Eiseres heeft niet gesteld op grond waarvan zij in dit geval gerechtigd is om administratiekosten te berekenen. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
4.7.
Eiseres heeft de door haar gemaakte berekening overgelegd ter onderbouwing van het bedrag dat gedaagde nog verschuldigd zou zijn aan servicekosten. Vaststaat dat over de periode van 15 oktober 2010 tot en met 30 juni 2013 (34 maanden) Eneco aan eiseres
€ 43.279,89 in rekening heeft gebracht. Dat komt neer op een bedrag van € 1.272,93 per maand. Uit de berekening blijkt dat eiseres, bij de verdeling van de kosten over de drie huurders, in het geval van gedaagde is uitgegaan van 24 maanden met een rekenfactor van 6744 (m2 x maanden), zijnde een percentage van 37,4%. Volgens de berekening van eiseres komt dan € 16.205,63 voor rekening van gedaagde, waarop zij € 7200,00 aan reeds betaalde servicekosten in mindering heeft gebracht. Resteert € 9.005,63. Anders dan eiseres meent te hebben gedaan blijkt uit haar berekening dat zij aan gedaagde een bedrag in rekening heeft gebracht gelijk aan een huurperiode van 34 maanden en niet 24 maanden. Immers 37,4% van € 1.272,93 = € 476,07 x 24 = € 11.425,89.
4.8.
Nu gedaagde € 7.200,00 aan servicekosten heeft betaald is zij in ieder geval nog
€ 4.225,25 aan servicekosten verschuldigd.
4.9.
Uit de specificatie van Eneco blijkt nog dat aan eiseres kosten in rekening zijn gebracht voor het huren van een boiler. In totaal € 425,96. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat deze kosten als servicekosten in rekening zouden worden gebracht, dient € 112,45 in mindering te strekken.
4.1
Aan hoofdsom is toewijsbaar € 4.112,80.
4.11.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente van € 323,77 is niet toewijsbaar. De rente is immers berekend over een te hoog bedrag aan hoofdsom. De rente wordt toegewezen als in de beslissing vermeld.
4.12.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt vooropgesteld dat het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 536,28.
4.13.
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, te weten € 103,27 aan dagvaardingskosten, € 462,00 aan vastrecht en twee punten aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 4.112,80, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en € 536,28 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 565,27 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
918