ECLI:NL:RBROT:2015:2073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
26 maart 2015
Zaaknummer
3704789 CV EXPL 14-60133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens leugen over woonplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een werknemer, en zijn werkgever, de besloten vennootschap EYOURCE NEDERLAND B.V. [eiser] was op 2 mei 2014 op staande voet ontslagen, omdat hij volgens de werkgever had gelogen over zijn woonplaats. De werkgever stelde dat [eiser] niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres en dat dit gebrek aan vertrouwen leidde tot het ontslag. [eiser] betwistte echter dat hij had gelogen en stelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was.

De kantonrechter oordeelde dat het enkele feit dat [eiser] mogelijk had gelogen over zijn woonplaats, niet voldeed aan de strenge eisen voor een ontslag op staande voet. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW moet er sprake zijn van zodanige daden of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De rechter concludeerde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de reden die aan het ontslag ten grondslag lag, niet als dringende reden kon worden aangemerkt.

Daarom oordeelde de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] na 2 mei 2014 bleef voortduren tot 9 juni 2014. [eiser] had zich na het ontslag beschikbaar gehouden voor zijn werkzaamheden, wat leidde tot de toewijzing van zijn vordering tot betaling van achterstallig loon, vakantiegeld en de waarde van niet-genoten vakantiedagen. De rechter matigde de wettelijke verhoging tot 10% en veroordeelde EYOURCE in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3704789 CV EXPL 14-60133
uitspraak: 27 maart 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiser],
wonende te ’s-Gravenhage,
eiser, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. L. Pelswijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EYOURCE NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde, hierna te noemen: Eyource,
namens wie [de heer A.], haar directeur, heeft gereageerd.

1.Het verloop van het geding

  • het exploot van dagvaarding van 11 december 2014, met producties;
  • de aantekening van de griffier van de mondeling door Eyource genomen conclusie en het daarbij door Eyource overlegde schriftelijk stuk;
  • het vonnis d.d. 30 december 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 20 februari 2015 gehouden comparitie van partijen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen sluiten op 6 maart 2014 een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden, ingaande op 10 maart 2014 en van rechtswege eindigend op 9 juni 2014. [eiser] treedt in dienst in de functie van Accountmanager voor 40 uren per week tegen een brutosalaris van € 1.500,00 per maand
2.2.
Op 2 mei 2014 is [eiser] op staande voet ontslagen. In de op die dag aan [eiser] overhandigde brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Zojuist heb ik een brief geopend en gelezen die ik gisteravond heb ontvangen van de Gemeente Den Haag met documentnummer 13947173.
Wederom ben ik zeer teleurgesteld en woedend op je omdat ik weer geconfronteerd wordt met een leugen. Naast een ontvangen loonbeslag van LBIO ontvang ik nu een loonbeslag van de Gemeente Den Haag voor onterechte ontvangen en/of teveel ontvangen bijstand die je niet terugbetaald hebt. Tevens blijkt uit de brief dat je niet in Den Haag woonachtig bent zoals je op je CV en in alle gesprekken wel hebt aangegeven. Gemeente Den Haag geeft in de brief aan dat je adres zelfs ONBEKEND is.
Je hebt gelogen over het LBIO, je hebt gelogen over het feit dat je geen problemen hebt en je hebt gelogen over je woonplaats.
Het laatst is voor mij aanleiding om per direct ontslag aan te zeggen omdat ik als werkgever geen vertrouwen kan hebben in iemand wiens adres onbekend is. Vertrouwen is voor mij de basis voor goed werkgeverschap en werknemerschap en dat vertrouwen is er nu niet meer.
(…)”
2.3.
Bij brief van 6 mei 2014 schrijft [eiser] aan Eyource, dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [eiser] schrijft verder dat hij zich beschikbaar houdt voor het verrichten van zijn werkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Eyource te veroordelen aan hem te betalen:
- € 1.869,23 aan achterstallig loon;
- € 149,54 aan vakantiegeld;
- de waarde van zijn vakantiedagen van 10 maart 2014 tot en met 9 juni 2014;
- te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf 9 juni 2014 tot de dag der algehele voldoening;
- € 143,00 aan kosten rechtsbijstand;
- met veroordeling van Eyource in de kosten van deze procedure, nakosten daarbij inbegrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na uitspraak.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de reden die Eyource aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, te weten het liegen over zijn woonplaats, geen dringende reden is.
3.3.
Eyource voert aan dat [eiser] met zijn handelen stelselmatig het vertrouwen tussen hen heeft afgebroken. De druppel die de emmer deed overlopen was het loonbeslag van de gemeente Den Haag op 2 mei 2014. Uit de brief van de gemeente bleek dat [eiser] ten onrechte een bijstandsuitkering heeft ontvangen en dat hij niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres. Daarbij komt dat op 25 april 2014 ook door het LBIO een loonbeslag was gelegd. [eiser] heeft gelogen over zijn woon- en verblijfadres en heeft een aantoonbare historie van ten onrechte ontvangen gelden en niet terugbetalen.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt bij de beoordeling – indien relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vordering

4.1.
Uit de brief van 2 mei 2014 blijkt dat [eiser] op staande voet is ontslagen omdat hij zou hebben gelogen over zijn verblijfplaats. Daargelaten of [eiser] gelogen zou hebben over zijn verblijfplaats, hetgeen hij gemotiveerd betwist, dan levert dat nog geen dringende reden voor een ontslag op staande voet op. Op de grond van artikel 7:678 lid 1 BW dient immers sprake te zijn van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het liegen over een verblijfplaats voldoet niet aan deze strenge maatstaf. Hetgeen Eyource verder stelt maakt dit niet anders. Daargelaten of die omstandigheden in onderling verband en in samenhang bezien een voldoende grond voor een dringende reden geven, die omstandigheden zijn niet door Eyource aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd.
4.2.
Nu niet is gebleken van een dringende reden houdt het ontslag op staande voet geen stand. De arbeidsovereenkomst is daarom na 2 mei 2014 blijven voortduren tot in dit geval
9 juni 2014. Door [eiser] is onweersproken gesteld dat hij zich na 2 mei 2014 beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Dat maakt dat zijn vordering tot betaling van het achterstallig loon vanaf 2 mei 2014 tot en met 9 juni 2014 toewijsbaar is.
4.3
De vordering van [eiser] tot betaling van het vakantiegeld over het achterstallig loon en zijn vordering tot vergoeding van de niet-genoten vakantiedagen zijn door Eyource niet weersproken en liggen voor toewijzing gereed.
4.4.
De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente wordt toegewezen nu deze op de wet is gegrond en niet door Eyource is betwist. Gelet op de omstandigheden van het geval wordt de vordering tot vergoeding van de wettelijke verhoging gematigd tot 10%.
4.5.
De door [eiser] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging, waarvan deze betaling heeft gevorderd, wordt geacht in het toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn begrepen en komt derhalve niet voor afzonderlijke toewijzing in aanmerking.
4.6.
Eyource wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen. Voor veroordeling van Eyource in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Eyource om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 1.869,23 bruto, zijnde het achterstallig loon van 2 mei 2014 tot en met 9 juni 2014, € 149,54 aan vakantiegeld en de waarde van zijn niet-genoten vakantiedagen van 10 maart 2014 tot en met 9 juni 2014, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 eerste lid BW van 10% en de wettelijke rente, vanaf 9 juni 2014 tot en met de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Eyource in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
€ 70,35, te weten 75% van de dagvaardingskosten,
voor welk bedrag Eyource van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt, alsmede
€ 300,00 aan salaris voor zijn gemachtigde,
€ 23,45 aan resterende dagvaardingskosten en
€ 77,00 voor het door [eiser] verschuldigde en door zijn gemachtigde betaalde griffierecht,
van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
918