ECLI:NL:RBROT:2015:2398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
C/10/456361 / HA ZA 14-805
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluidsoverlast en parkeeroverlast tussen buren met verzoek om schadevergoeding en verbod op hinderlijk gedrag

In deze zaak, die op 1 april 2015 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen [eiseres] en [gedaagden], waarbij [eiseres] vorderingen heeft ingesteld wegens geluidsoverlast, parkeeroverlast en andere hinderlijke gedragingen. De partijen zijn buren en hebben een langdurig conflict dat is geëscaleerd. [Eiseres] vordert onder andere een verklaring voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld door geluidsoverlast te veroorzaken, en vraagt de rechtbank om hen te veroordelen tot het beëindigen van deze gedragingen. Daarnaast vordert zij schadevergoeding voor de geleden schade, die zij op € 1.643,06 heeft begroot.

[gedaagden] verweren zich tegen de vorderingen van [eiseres] en stellen dat zij geen onrechtmatige daden hebben gepleegd. In reconventie vorderen zij dat [eiseres] stopt met het filmen van hun woning en erf, wat zij als een inbreuk op hun privacy beschouwen. De rechtbank heeft in de procedure geadviseerd om mediation te overwegen, maar partijen hebben ervoor gekozen om het vonnis te laten bepalen zonder aanvullende informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de buren, maar heeft ook opgemerkt dat het moeilijk is om een oplossing te bieden die de situatie verbetert. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde schade en omdat de gestelde hinder niet als onrechtmatig kon worden gekwalificeerd. Ook de vorderingen in reconventie zijn afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat [eiseres] niet onrechtmatig handelt door het gebruik van camera's, mits deze niet gericht zijn op de privé-ruimten van [gedaagden].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/456361 / HA ZA 14-805
Vonnis van 1 april 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.A. de Lange te Barendrecht,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. Apart zullen [gedaagden] worden aangeduid als [gedaagde1] en [gedaagde2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 oktober 2014 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brief van 31 december 2014 van de advocaat van [gedaagden], met de producties 8 tot en met 11;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2015;
  • de brief van 4 februari 2015 van mr. Borsboom.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eiseres] is eigenaar van, en woont aan, [adres1]. [gedaagden] zijn gezamenlijk eigenaar van, en wonen aan, de [adres2]. De woningen grenzen aan de voorzijde aan elkaar en de bij de woningen behorende garages grenzen aan de achterzijde aan elkaar.
2.2.
[eiseres] en [gedaagden] hebben ruzie met elkaar.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat [gedaagden] onrechtmatig jegens [eiseres] hebben gehandeld ondermeer door bovenmatige geluidsoverlast te veroorzaken, steentjes en andere voorwerpen te gooien, ongevraagd en nodeloos aan te bellen en auto's en/of aanhangers zodanig te parkeren dat het aankomen en/of wegrijden, alsmede de toegang tot de garage ernstig wordt gehinderd dan wel belet;
[gedaagden] zal gebieden de onder 1 genoemde onrechtmatige gedragingen met onmiddellijke ingang te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of deel daarvan dat [gedaagden] nalaten aan de veroordeling te voldoen, althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank zal vermenen te behoren;
[gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen, des dat de een door te betalen ook de ander zal bevrijden, om aan [eiseres] te betalen de door haar geleden schade ten bedrage van € 1.643,06, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
[gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen dat de rechtbank de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] zal gebieden om het filmen van de (toegang tot) de woning c.q. het erf van [gedaagden] alsmede van de toegangsweg en het parkeervak aan de achterzijde van de woning van [gedaagden] te staken en gestaakt te houden en de apparatuur die daarop gericht is te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van de dag dat [eiseres] hiermee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 25.000,00, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.5.
[eiseres] voert verweer en concludeert dat de rechtbank de vorderingen van [gedaagden] zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter comparitie heeft de rechtbank met partijen besproken dat de rechtbank geen middelen heeft om een geëscaleerd burengeschil als het onderhavige door middel van een uitspraak tot een oplossing te brengen, zodanig dat betreffende buren na die uitspraak weer in pais en vree naast elkaar verder kunnen leven. De rechtbank heeft partijen geadviseerd te kiezen voor mediation teneinde te trachten door middel van overleg onder begeleiding door een onafhankelijk deskundige tot een leefbare onderlinge verhouding te komen. Partijen zouden kort na de zitting een aanvang maken met mediation in het kader van de behandeling van over en weer ingediende strafrechtelijke aangiftes. Deze procedure is ter zitting op verzoek van partijen naar de parkeerrol verwezen. Recentelijk hebben partijen de zaak echter weer doen opbrengen en, zonder de rechtbank aanvullende informatie te verstrekken, vonnis laten bepalen.
4.2.
De rechtbank begrijpt uit een en ander dat één of beide partijen het niet mogelijk of wenselijk achten verder in het kader van mediation te zoeken naar een oplossing voor de problematiek. Derhalve zal de rechtbank thans overgaan tot juridische beoordeling van de over en weer ingestelde vorderingen en de daartegen gevoerde verweren.
in conventie
4.3.
[eiseres] legt aan haar vorderingen onder 1 en 2 ten grondslag dat zij sinds november 2011 op diverse manieren zeer ernstige hinder en ontoelaatbare overlast ondervindt van [gedaagden] Aan haar vordering onder 3 legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde1] op 10 april 2014 een harde trap tegen de garagedeur van [eiseres] heeft gegeven waardoor deze is ontzet en dat hij diezelfde dag met zijn auto tegen de auto van [eiseres] is gereden waardoor deze is beschadigd.
4.4.
[gedaagden] voeren aan dat zij met alle buren een normale relatie hebben. Ook met [eiseres] was de relatie jarenlang, tot maart 2013, normaal. Vanaf omstreeks maart 2013 vond een verandering plaats in de houding en het gedrag van [eiseres] jegens hen. Gedrag dat in de visie van [gedaagden] normaal gesproken door buren van elkaar wordt getolereerd, werd door [eiseres] niet langer getolereerd. [eiseres] ondervond plotseling veelvuldig hinder, belde voor ieder wissewasje de politie en ging allerhande zaken middels foto- en filmbeelden vastleggen. Over het incident van 10 april 2014 voeren [gedaagden] het volgende aan (conclusie van antwoord/eis onder 8):
'Het obsessieve gedrag van [eiseres] leidde tot irritaties bij [gedaagden] Na ruim een jaar hinder te hebben ondervonden van bovengenoemd handelen van de zijde van [eiseres], was voor [gedaagde1] de maat vol op 10 april 2014 toen de auto van [eiseres] zodanig geparkeerd stond dat haar auto twee parkeervakken in beslag nam. [gedaagde1] heeft toen zijn voet op de garagedeur van [eiseres] geplaatst, met zijn auto voorzichtig de auto van [eiseres] geduwd, en zich van enige scheldwoorden jegens [eiseres] bediend. [gedaagde1] heeft van dit handelen onmiddellijk spijt betuigd aan de politie, die na het voorval gealarmeerd was, én direct constateerde dat er geen schade aan de garagedeur of aan de auto van [eiseres] was ontstaan.'
4.5.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is duidelijk geworden dat de verhouding tussen deze buren ernstig is verstoord, met als (voorlopig) dieptepunt het gedrag van [gedaagde1] op 10 april 2014. Het met de auto door de handrem heen wegduwen van de auto van [eiseres], het plaatsen van een voet op (de rechtbank begrijpt: schoppen tegen) de garagedeur van [eiseres] en het uitschelden van [eiseres], levert in juridische zin een door [gedaagde1] jegens [eiseres] gepleegde onrechtmatige daad op. [gedaagde1] is verplicht de materiële schade die [eiseres] daardoor heeft geleden te vergoeden.
4.6.
Vaststelling van de omvang van de materiële schade is niet eenvoudig. [gedaagden] hebben gemotiveerd betwist dat er schade is ontstaan. [eiseres] stelt dat de schade aan de auto € 703,06 bedraagt en de schade aan de garagedeur € 440,00. Voorts stelt zij dat haar aan smartengeld (vergoeding van immateriële schade) een bedrag van € 500,00 toekomt. Voor wat betreft de schade aan de auto beroept [eiseres] zich op een overgelegde offerte van '[bedrijf1]' en voor wat betreft de schade aan de garage beroept zij zich op een offerte van B&K Moordrecht B.V. Herstelwerkzaamheden hebben kennelijk nog niet plaatsgevonden.
4.7.
Met de overgelegde offertes en foto's acht de rechtbank (nog) niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde1] de door haar gestelde schade tot de door haar gestelde omvang heeft geleden. Niet duidelijk is of de geoffreerde bedragen daadwerkelijk betrekking hebben op (louter) door [gedaagde1] toegebrachte schade. Kennelijk is politie en verkeerspolitie ter plaatse geweest. Indien [gedaagde1] een zodanige schade aan de auto en de garagedeur had toegebracht als door [eiseres] gesteld, had het in de rede gelegen dat daarvan een proces-verbaal zou zijn opgemaakt waarin tevens aandacht was besteed aan de ontstane schade. Dergelijke bewijsstukken zijn niet overgelegd.
4.8.
De rechtbank heeft de mogelijkheid om een of meer deskundigen te benoemen om - voor zover nog mogelijk - de gestelde schade te onderzoeken en om te onderzoeken of aannemelijk is te achten dat de incidenten van 10 april 2014 de schade waarvan [eiseres] vergoeding vordert hebben veroorzaakt, alsmede op welk bedrag de herstelkosten kunnen worden begroot. Aan dergelijke deskundigenonderzoeken zijn uiteraard relatief aanzienlijke kosten verbonden. De in het ongelijk te stellen partij zal die kosten uiteindelijk dienen te dragen. Het voorschot ter zake van die kosten zal door de eisende partij ([eiseres]) dienen te worden voldaan.
4.9.
De rechtbank zal partijen (eerst [eiseres], dan [gedaagden]) in de gelegenheid stellen om zich bij akte en antwoordakte uit te laten over de vraag of zij wensen dat de rechtbank dergelijke deskundigenonderzoeken laat verrichten. Dan kunnen zij tevens voorstellen doen voor de modaliteiten van de deskundigenonderzoeken (naam of namen van de deskundigen, vraagstelling, kosten). Het verdient uiteraard de voorkeur dat (de advocaten van) partijen daarover overleg met elkaar voeren en dat zij na overleg zo mogelijk een eenparig voorstel doen. Het ligt in de rede dat partijen zich ook de vraag stellen of de te maken kosten wel te rechtvaardigen zijn ten opzichte van het financiële belang bij het betreffende geschilpunt.
4.10.
Voor het toekennen van een vergoeding voor geleden immateriële schade (smartengeld) acht de rechtbank geen basis aanwezig. De situatie dat [gedaagden] hebben beoogd [eiseres] immateriële schade toe te brengen doet zich niet voor, althans dat kan niet uit de stellingen van [eiseres] worden afgeleid. Voor een 'aantasting in de persoon' die aanspraak zou kunnen geven op vergoeding van immaterieel nadeel is naar Nederlands recht niet spoedig sprake. Een eventueel door [eiseres] gevoeld sterk psychisch onbehagen of een zich ernstig gekwetst voelen, is daarvoor niet voldoende. Weliswaar kunnen ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer kwalificeren als een aantasting in de persoon, maar daarvan is geen sprake.
4.11.
Met betrekking tot het conflict tussen partijen verdient voorts het volgende opmerking. Bepaald handelen van [gedaagde1] dat in het verleden heeft plaatsgevonden, kan als onrechtmatig jegens [eiseres] worden gekwalificeerd. Dat rechtvaardigt echter niet de conclusie dat het ontstaan zijn van problemen tussen deze buren en het escaleren en in stand blijven van het conflict daarmee (volledig) is toe te rekenen aan [gedaagden] Uit de stellingen van partijen en de overgelegde producties is af te leiden dat [eiseres] met meerdere (voormalige) buurtbewoners in conflict is geraakt door aanleidingen van diverse aard. [eiseres] vroeg zich in de visie van de rechtbank ter comparitie dan ook terecht af of wellicht (ook) haar eigen opstelling een bijdrage levert aan het ontstaan en/of in stand blijven van dergelijke conflicten met verschillende buurtbewoners. Dat diverse buurtbewoners er in de loop van de tijd zonder enige aanleiding op uit zijn (geweest) om juist haar het leven zuur te maken, is immers niet zonder meer aannemelijk.
4.12.
Bij het ontstaan, het escaleren en het voortbestaan van het onderhavige conflict speelt naar de rechtbank begrijpt mogelijk mede een rol dat [eiseres] een moeilijke periode in haar leven heeft doorgemaakt door ziekte van haar echtgenoot, en later diens overlijden, terwijl [gedaagden] eveneens een moeilijke periode hebben doorgemaakt door een ernstige ziekte van [gedaagde2]. Wat hier ook van zij, de rol van de rechtbank in dit conflict is thans slechts dat zij dient te beslissen op de vorderingen die partijen over en weer tegen elkaar hebben ingesteld.
4.13.
De in de vorderingen van [eiseres] onder 1 gevorderde verklaring voor recht heeft in de visie van de rechtbank slechts betekenis in combinatie met de onder 2 gevorderde geboden op straffe van verbeurte van een dwangsom. De rechtbank zal die vorderingen bij eindvonnis afwijzen. Het uitspreken van een gebod of verbod op straffe van een dwangsom is slechts verantwoord indien duidelijk kan worden omschreven welk handelen achterwege dient te blijven en onder welke concrete omstandigheden sprake is van een overtreding die leidt tot het verbeuren van een dwangsom. Daarbij is het voorts wenselijk dat een eventuele overtreding eenvoudig en controleerbaar is vast te stellen. Bij gebreke daarvan zijn immers slecht executiegeschillen te verwachten. Met betrekking tot dit conflict acht de rechtbank dat een reëel risico.
4.14.
Wat de gestelde geluidsoverlast betreft, is van belang dat het uiterst subjectief is wanneer sprake is van geluidsoverlast. Dat buren elkaar wel eens horen, betekent nog niet dat over en weer sprake is van onrechtmatige hinder. Enige (over)last zullen buren in het algemeen over en weer van elkaar hebben te dulden. Waar de grens ligt tussen hetgeen buren van elkaar dienen te dulden en onrechtmatige hinder, is moeilijk te concretiseren. De rechtbank ziet thans geen aanleiding en evenmin een praktische mogelijkheid om [gedaagden] te gebieden in hun woning niet meer geluid dan tot een bepaald te kwantificeren maximum niveau te maken, op straffe van een bij overtreding aan [eiseres] te verbeuren dwangsom. Indien in de toekomst objectief kan worden vastgesteld dat in de woning van [eiseres] structureel geluidsoverlast afkomstig uit de woning van [gedaagden] wordt ondervonden, zou dat uiteraard anders kunnen komen te liggen. Ook dan zou echter een op te leggen gebod of verbod zodanig moeten kunnen worden geformuleerd dat nadien zo objectief mogelijk zou kunnen worden vastgesteld of het werd overtreden. Zeker in verhoudingen als de onderhavige is van essentieel belang dat de partij aan wie een gebod of verbod op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt opgelegd precies weet waar zij zich aan dient te houden. Uiteraard behoort niet een zodanig verbod/gebod te worden opgelegd dat normaal leven nauwelijks meer mogelijk is omdat een willekeurig incident tot het verbeuren van een dwangsom zou kunnen leiden.
4.15.
Indien [gedaagden] met steentjes en andere voorwerpen naar [eiseres] zouden gooien, zou dat uiteraard onrechtmatig zijn. Bij welke gelegenheid/wanneer [gedaagden] zich daar in het verleden schuldig aan hebben gemaakt, kan uit de stellingen van [eiseres] echter niet worden afgeleid. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan te nemen dat [gedaagden] zich in de toekomst op dergelijke wijze jegens [eiseres] zullen gedragen. Voor het uitspreken van een gebod jegens [gedaagden] om zich er in de toekomst van te onthouden met steentjes en andere voorwerpen naar [eiseres] te gooien op straffe van een aan [eiseres] te verbeuren dwangsom bestaat dan ook geen grond.
4.16.
Dat [gedaagden] er een gewoonte van maken om ongevraagd en nodeloos aan te bellen bij [eiseres], kan uit de stellingen van [eiseres] niet worden afgeleid. De impliciete stelling dat [gedaagden] nodeloos bij [eiseres] plegen aan te bellen, heeft [eiseres] niet geconcretiseerd. Voor het uitspreken van een verbod om dat (ook) in de toekomst niet te doen, bestaat dan ook geen grond. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagden] niet ongevraagd bij [eiseres] zullen aanbellen tenzij er deugdelijke redenen zijn om aan te bellen.
4.17.
Op grond van de inhoud van de overgelegde producties gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde1] zich in het verleden jegens [eiseres] schuldig heeft gemaakt aan parkeergedrag dat als onzorgvuldig kan worden gekwalificeerd. (File)parkeergedrag dat in het centrum van Parijs wellicht als normaal wordt beschouwd (bumper aan bumper; strak tegen elkaar), kan in een woonwijk in Barendrecht onrechtmatig zijn, zeker indien een dergelijke wijze van parkeren onnodig is. Van [gedaagden] mag worden verwacht dat zij hun auto's en/of aanhanger niet zonder rechtens aanvaardbare reden in de zeer dichte nabijheid van de auto van [eiseres] parkeren. Uit de overgelegde producties en uit hetgeen partijen daar over en weer hebben gesteld en medegedeeld, begrijpt de rechtbank dat [gedaagde1] zijn auto's/aanhanger in het verleden veelvuldig zonder verkeersnoodzaak zodanig heeft geparkeerd - vrijwel bumper aan bumper - dat [eiseres] daar hinder van ondervond, of kon ondervinden, bij - bijvoorbeeld - het wegrijden met haar auto. In zoverre is kennelijk sprake geweest van ongepast gedrag van de zijde van [gedaagden], waarschijnlijk voortvloeiende uit de escalatie van het conflict in de loop van de tijd. Zoals [eiseres] zich al lange tijd ergert aan het in haar beleving asociale gedrag van [gedaagden], ergeren [gedaagden] zich immers al lange tijd aan het in hun beleving asociale gedrag van [eiseres]. Een en ander is ter comparitie duidelijk gebleken.
4.18.
Uiteraard dienen [gedaagden] zich te onthouden van onzorgvuldig parkeergedrag, zoals ook van [eiseres] mag worden verlangd dat zij niet opzettelijk en nodeloos zodanig (ruim) parkeert of op een zodanige plaats parkeert dat zij op voorhand weet dat [gedaagde1] zich daaraan zal ergeren (zoals voorafgaande aan het incident van 10 april 2014). Zowel het eerste als het laatste is 'pestgedrag'. Het thans uitspreken van enigerlei verbod ten laste van [gedaagden] op straffe van verbeurte van een dwangsom, acht de rechtbank niet opportuun. Voorzienbaar is dat dit vooral tot executieproblemen en verdere escalatie van het conflict zal leiden. Daar is geen van partijen bij gebaat. De rechtbank spreekt niettemin graag de hoop uit dat partijen (ook) wat dit betreft in de toekomst zullen proberen elkaar niet bewust of onbewust te provoceren. Het zoeken van een andere parkeerplaats is wellicht voor een van partijen of voor beiden een mogelijkheid om te proberen verdere conflicten zoveel mogelijk te vermijden.
4.19.
Opmerking verdient nog dat het incidenteel kort zodanig parkeren van een auto dat buren daar mogelijk heel kort enige hinder van zouden kunnen ondervinden (bijvoorbeeld om iets in- of uit te laden, of om de auto te wassen of te stofzuigen) niet automatisch betekent dat sprake is van onrechtmatige hinder.
4.20.
Nu partijen zich bij akte en antwoordakte nog dienen uit te laten over hetgeen hiervoor onder 4.9 is overwogen zal de rechtbank iedere verdere beslissing in conventie aanhouden.
in reconventie
4.21.
[gedaagden] gronden hun vorderingen in reconventie op de stelling dat [eiseres] onrechtmatig jegens hen handelt door inbreuk te maken op hun persoonlijke levenssfeer. [gedaagden] stellen dat [eiseres] camera's aan de voor- en achterzijde van haar woning heeft geplaatst, welke zijn gericht op de weg en het parkeervak achter de woning van [gedaagden] en de (toegang tot) de woning c.q. het erf van [gedaagden]
4.22.
[eiseres] stelt dat zij belang heeft bij de aanwezigheid van de camera's. Zij stelt dat de camera's zijn gericht op haar eigendom en op de parkeerplaats achter haar garage. Voorts stelt zij onder meer:
'Indien en voor zover middels de camera's ook eigendom van [gedaagden] (of anderen) waarneembaar is - quod non - heeft te gelden dat het eigendom van [eiseres] niet op een andere manier met een camera kan worden opgenomen.
Wanneer de eerste camera namelijk alleen op de garagedeur van [eiseres] en de parkeerplaats achter haar eigen garage gericht zou zijn, zou degene die de garagedeur vernielt c.q. een auto strak tegen de auto van [eiseres] parkeert niet althans onvoldoende in beeld komen. [eiseres] heeft er derhalve belang [bij] een smalle strook naast haar eigendom te filmen. De eerste camera is echter niet gericht op de garagedeur van [gedaagden] De eerste camera heeft alleen zicht op de garagedeur van [gedaagden] wanneer deze open staat. (…)
In het logboek onder *26 merkt [eiseres] slechts op dat [gedaagde1] zijn
garageingaat. Niet staat vermeld dat [gedaagde1] zijn woning ingaat. Bovendien blijkt uit het logboek niet dat Van Wege een en ander heeft gezien op camerabeelden. (…)'
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] zich er terecht over beklagen dat [eiseres] met haar camera's een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op hun privacy. [eiseres] registreert op camerabeelden en met geluidsopnamen wat er in de buurt gebeurt. Uit haar logboeken en registraties van camerabeelden blijkt dat de registratie niet is beperkt tot haar eigendommen, maar de omgeving betreft en in het bijzonder het voortdurend registreren van het gedrag van haar buren, [gedaagden] [eiseres] registreert wanneer [gedaagden] hun garage verlaten en wanneer zij hun garage betreden. Die garage is - evenals de garage van [eiseres] - ook een toegang tot de woning. Daarbij wordt door [eiseres] tevens door middel van geluidsopnamen geregistreerd wat [gedaagden] en anderen buiten ter plaatse van hun eigen woning en garage (binnen bereik van de microfoons en camera's van [eiseres]) zeggen. Een rechtvaardiging voor het op deze ingrijpende wijze inbreuk maken op de privacy van de buren ontbreekt. Dat een dergelijk toezicht op de omgeving met elektronische middelen noodzakelijk is ter bescherming van de eigendommen van [eiseres], kan uit haar stellingen niet worden afgeleid. In ieder geval is tegen deze achtergrond onjuist de visie van [eiseres] dat 'het belang van [eiseres] op bescherming van haar eigendom [dient] te prevaleren boven het belang van [gedaagden] op bescherming van hun privacy'.[eiseres] had ermee kunnen volstaan - indien zij dat wenselijk/noodzakelijk achtte ter bescherming van haar eigendommen - vaste camera's op te hangen die louter beelden van haar eigendommen registreren.
4.24.
Nu in conventie nog een aktewisseling dient plaats te vinden en mogelijk nog deskundigenonderzoek zal worden gelast, zal de rechtbank - ter vermijding van processuele complicaties in verband met een eventueel hoger beroep - ook in reconventie iedere verdere beslissing aanhouden, opdat te zijner tijd gelijktijdig zowel in conventie als in reconventie een eindvonnis kan worden gewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 15 april 2015voor een akte aan de zijde van (eerst) [eiseres] teneinde zich uit te laten als onder 4.9 hiervoor vermeld,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.
[1729/
1885]