In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van de bestuurders van Uitzendbureau Kamer B.V. in het kader van een faillissement. De curator, handelend in zijn hoedanigheid als curator van het faillissement, heeft Seka Holding B.V. en haar bestuurders aangesproken op grond van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor het boedeltekort dat is ontstaan na het faillissement van Uitzendbureau Kamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat Seka Holding haar taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De curator heeft onder andere aangevoerd dat de jaarrekeningen van Seka Holding over de jaren 2008 en 2009 te laat zijn gedeponeerd, wat in strijd is met de verplichtingen uit artikel 2:394 BW. De rechtbank oordeelde dat Seka Holding c.s. niet heeft aangetoond dat er andere feiten of omstandigheden waren die het faillissement hebben veroorzaakt, en dat de onbehoorlijke taakvervulling van de bestuurders een belangrijke oorzaak van het faillissement was. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de hoogte van het boedeltekort, waarbij de curator de mogelijkheid heeft gekregen om de schade in een schadestaatprocedure te onderbouwen. De beslissing over de aansprakelijkheid van de bestuurders is daarmee voorlopig vastgesteld, maar de definitieve hoogte van de schade zal later worden bepaald.