ECLI:NL:RBROT:2015:2465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
C/10/449302 / HA ZA 14-434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van Portugees recht op vererving en afwikkeling nalatenschap met Nederlandse nationaliteit

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om de vererving van de nalatenschap van de heer [persoon1], die op 27 juni 2010 in Portugal overleed. De erflater had een testament opgesteld op 23 april 2010, waarin hij zijn echtgenote [gedaagde] en zijn kinderen [eiseres1] en [eiser2] als erfgenamen benoemde. De kern van het geschil betrof de vraag welk recht van toepassing was op de vererving: het Portugese recht of het Nederlandse recht. De rechtbank oordeelde dat de erflater in zijn testament geen rechtsgeldige keuze had gemaakt voor de toepasselijkheid van Nederlands recht, waardoor het Portugese recht van toepassing was. Dit had tot gevolg dat de echtgenoot niet vrijelijk kon beschikken over twee derde van de nalatenschap, dat volgens de Portugese wet ab intestaat vererft. De rechtbank volgde de conclusie van het Internationaal Juridisch Instituut, dat bevestigde dat het Portugese erfrecht van toepassing was op de vererving, terwijl het Nederlandse recht van toepassing was op de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank oordeelde verder dat er geen sprake was van opzettelijk verzwijgen van goederen door [gedaagde], aangezien zij op goede gronden een beroep deed op dwaling over het toepasselijke recht. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld om aan [eiseres1] en [eiser2] ieder een bedrag van € 21.839,42 te betalen, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/449302 / HA ZA 14-434
Vonnis van 8 april 2015
in de zaak van

1.[eiseres1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats2],
eisers,
advocaat mr. M.D. Wisman te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats3],
gedaagde,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres1] en [eiser2] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 augustus 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2014
  • de conclusie van repliek tevens houdende wijziging van eis
  • de reactie van [eiseres1] en [eiser2] op het proces-verbaal van comparitie
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 juni 2010 is in Portugal overleden de heer [persoon1] (hierna: de erflater). [eiseres1] en [eiser2] zijn de enige kinderen van erflater. Ten tijde van zijn overlijden was erflater in gemeenschap van goederen gehuwd met [gedaagde].
2.2.
Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 23 april 2010 verleden voor een notaris in Portugal, waarbij alle eerdere door hem opgemaakte uiterste wilsbeschikkingen zijn herroepen (hierna: het testament).
2.3.
Tot de nalatenschap behoren – voor zover van belang – de echtelijke woning in Portugal (hierna: de woning) en enkele bankrekeningen van erflater.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres1] en [eiser2] vorderen uiteindelijk samengevat -
primair:
voor recht te verklaren dat [gedaagde] op grond van artikel 3:194 BW het recht heeft verloren te delen in enerzijds de waarde van de woning voor zover deze waarde een bepaald bedrag overstijgt en anderzijds in de saldi van de bankrekeningen van erflater,
[gedaagde] te veroordelen aan [eiseres1] en [eiser2] te voldoen bepaalde bedragen betreffende de woning en de bankrekeningen van erflater, een en ander met wettelijke rente,
[gedaagde] te veroordelen aan [eiseres1] en [eiser2] te voldoen hun erfdeel ter grootte van 2/9 deel van de door [gedaagde] vastgestelde waarde van de nalatenschap van erflater van € 100.527,41, vermeerderd met de wettelijke rente,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten, alsmede
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding inclusief nakosten;
subsidiair:
6. [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres1] en [eiser2] te voldoen hun erfdeel ter grootte van de legitieme portie, zijnde 2/9 deel van € 255.323,45, met wettelijke rente;
7. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten, alsmede
8. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, is om organisatorische redenen niet in staat dit vonnis te wijzen.
4.2.1.
Partijen houdt vooreerst verdeeld de vraag welk recht van toepassing is op de vererving. Volgens [eiseres1] en [eiser2] is het Portugese recht te dezen van toepassing, volgens [gedaagde] het Nederlandse recht. Dit is niet alleen van belang voor testeervrijheid van erflater, maar ook voor de eventuele opeisbaarheid van de vorderingen van [eiseres1] en [eiser2].
4.2.2. (
De Engelse vertaling van) het testament luidt, voor zover van belang als volgt:
“. . .
He REVOKES the wills, made on de 24th September 1998, drawn up on . . . the Notary Office of Olhao and the one granted in Holland on het 1st August 2006 at Kooijman Lambert Notarissen . . .
That he is leaving all his immovable en movable goods, including money and bank accounts that he might have in Portugal on the date of his death, to his wife – [gedaagde] . . . living with him.
That in case she cannot, does not want to accept or in case they die at the same time, he leaves all the referred goods, in equal parts, to his children . . . and his stepchildren . . .
. . .
And he concludes his will, declaring that his personal law, which is the Duch law, gives him the capacity to dispose of his goods.
. . .
This will was read out loud and the contents explained, to the testator and as he does not understand the Portuguese language has been (translated by) translator of his choice . . . under oath . . . in the English language.”
4.2.3.
Naar de mening van [gedaagde] heeft erflater in het testament een uitdrukkelijke keuze voor Nederlands recht als toepasselijk recht op de nalatenschap gedaan, volgens [eiseres1] en [eiser2] niet. Via notaris [notaris] hebben [eiseres1] en [eiser2] het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI) opdracht gegeven een en ander uit te zoeken. Het IJI heeft op 23 oktober 2012 een (uitvoerig) rapport uitgebracht. De conclusie van dit rapport luidt dat op de vererving het Portugese erfrecht van toepassing is en op de afwikkeling van de nalatenschap het Nederlandse recht. Volgens het IJI behelst het testament niet een uitdrukkelijke keuze voor Nederlands recht. De betreffende passage bevat volgens het IJI niet meer dan de constatering dat de erflater naar zijn nationale recht testeerbevoegdheid had. De rechtbank volgt de zienswijze van het IJI en maakt dit tot het hare. Daarbij wordt in aanmerking gekomen dat het Portugese recht in beginsel niet de mogelijkheid kent tot het maken van een rechtskeuze. Zou erflater op de vererving Nederlands recht van toepassing hebben willen verklaren, had het voor de hand gelegen dat het testament met die keuze was aangevangen. Daarvan is echter geen sprake. Nu de bewoording in het testament in ieder geval op dit punt duidelijk is, behoeft het testament geen nadere uitleg.
4.2.4.
Uit meergenoemd rapport van het IJI blijkt voorts dat naar Portugees recht een erflater, die een echtgenoot en kinderen achterlaat, niet vrijelijk mag beschikken over 2/3e gedeelte van de nalatenschap. Dat deel, de zogenaamde legitieme portie, vererft altijd volgens de ab intestaat regels. Dat brengt met zich mee dat eisers ieder recht hebben op 1/3e van 2/3e is 2/9e gedeelte van de nalatenschap. Volgens het rapport brengt dit niet slechts een vorderingsrecht met zich mee, maar een echt erfrecht en dus een goederenrechtelijke aanspraak, die direct opeisbaar is. In het hiernavolgende zal deze uitleg van het Portugese recht worden gevolgd.
4.3.1.
Zoals hiervoor vermeld, is op de afwikkeling van de nalatenschap van erflater het Nederlandse recht van toepassing. [eiseres1] en [eiser2] stellen zich in dit verband met een beroep op artikel 3:194 BW op het standpunt dat [gedaagde] opzettelijk de waarde van de woning en banksaldi van erflater heeft verzwegen, zodat zij haar aandeel in die vermogensbestanddelen aan [eiseres1] en [eiser2] heeft verbeurd. [gedaagde] betwist zulks. Zij is er steeds vanuit gegaan dat op de vererving Nederlands recht van toepassing was en zij derhalve niet wist dat [eiseres1] en [eiser2] een direct en dus niet pas bij haar overlijden opeisbare vordering hadden. De woning is inmiddels verkocht en de gegevens van de bankrekeningen van erflater zijn ook bekend nu. Van een opzettelijk verzwijgen kan daarom volgens [gedaagde] geen sprake zijn.
4.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank doet [gedaagde] aldus op goede gronden een beroep op dwaling over het toepasselijke recht. Zelfs haar eigen notaris mevrouw [notaris2] is er immers kennelijk vanuit gegaan dat op de vererving Nederlands recht van toepassing was. In haar brief van 27 juni 2013 aan [eiseres1] gaat zij namelijk uit van een legitieme portie van [eiseres1] en [eiser2] van 1/6e deel van de nalatenschap voor ieder van hen. Van kwade opzet aan de zijde van [gedaagde] is niet gebleken. De woning is aan een derde verkocht en de netto verkoopopbrengst is duidelijk. Niet valt in te zien waarom van een – fictieve – hogere waarde van de woning zou moeten worden uitgegaan. [gedaagde] is er tot slot uiteindelijk ook in geslaagd van alle bankrekeningen van erflater de saldi boven water te krijgen. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de vorderingen onder 1. en 2. moeten worden afgewezen.
4.4.
De vordering onder 3. daarentegen ligt voor toewijzing gereed, met dien verstande dat in navolging van de berekening zoals door notaris mevrouw [notaris2] bij haar brief van 27 juni 2013 namens [gedaagde] aan [eiseres1] is opgestuurd, op de aan [eiseres1] en [eiser2] toekomende bedragen elk € 500,-- in mindering moet worden gebracht ter zake van door hen reeds ontvangen inboedelzaken. Wettelijke rente echter is eerst verschuldigd als [gedaagde] in verzuim is. Nu daarvan nog geen sprake is, zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen. [gedaagde] zal derhalve worden veroordeeld om aan [eiseres1] en [eiser2] ieder te voldoen een bedrag van 2/9e van het door de notaris berekende zuivere bedrag van de nalatenschap van erflater van € 100.527,41 is € 22.339,42 minus € 500,-- is € 21.839,42.
4.5.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu niet of onvoldoende is gesteld of gebleken dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
Datzelfde geldt voor eventuele executiekosten, nu de wet daarin reeds voorziet.
4.6.
Gelet op de aard van de onderhavige procedure en de relatie tussen partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

de rechtbank
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres1] en [eiser2] ieder te voldoen een bedrag van
€ 21.839,42 (zegge: eenentwintigduizend achthonderdnegenendertig euro en twee-en veertig cent);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. de Gruijl-van Benthem en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2015.
120/328