In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J. Bergen, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een zitting op 8 januari 2015, waar de verzoeker niet aanwezig was, maar de zaak wel door de rechter werd behandeld. De verzoeker had eerder om uitstel gevraagd, maar dit was geweigerd. Na de zitting op 8 januari 2015 diende de verzoeker op 7 januari 2015 een wrakingsverzoek in, wat leidde tot de behandeling van dit verzoek door de wrakingskamer op 2 februari 2015. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. Wetzels, Fiege en Roos-van Toor, wees het verzoek tot wraking van deze rechters af. De verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was en dat zijn recht op een eerlijke rechtsgang was geschonden. De rechter bestreed deze claims en stelde dat de verzoeker onvoldoende had onderbouwd waarom hij niet in staat was om beide zittingen bij te wonen. Op 12 januari 2015 diende de rechter een verzoek tot verschoning in, wat op 18 maart 2015 werd behandeld. De verschoningskamer heeft het verzoek toegewezen, waardoor de verzoeker geen belang meer had bij zijn wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen, omdat de zaak inmiddels door een andere rechter behandeld zou worden.