ECLI:NL:RBROT:2015:2561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
467517 / HA RK 15-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J. Bergen, rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een zitting op 8 januari 2015, waar de verzoeker niet aanwezig was, maar de zaak wel door de rechter werd behandeld. De verzoeker had eerder om uitstel gevraagd, maar dit was geweigerd. Na de zitting op 8 januari 2015 diende de verzoeker op 7 januari 2015 een wrakingsverzoek in, wat leidde tot de behandeling van dit verzoek door de wrakingskamer op 2 februari 2015. De wrakingskamer, bestaande uit mrs. Wetzels, Fiege en Roos-van Toor, wees het verzoek tot wraking van deze rechters af. De verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was en dat zijn recht op een eerlijke rechtsgang was geschonden. De rechter bestreed deze claims en stelde dat de verzoeker onvoldoende had onderbouwd waarom hij niet in staat was om beide zittingen bij te wonen. Op 12 januari 2015 diende de rechter een verzoek tot verschoning in, wat op 18 maart 2015 werd behandeld. De verschoningskamer heeft het verzoek toegewezen, waardoor de verzoeker geen belang meer had bij zijn wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek moest worden afgewezen, omdat de zaak inmiddels door een andere rechter behandeld zou worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 467517 / HA RK 15-20
Beslissing van 25 maart 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. J. Bergen, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team Bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeker heeft een beroepsprocedure aanhangig gemaakt, welke procedure als kenmerk draagt ROT ABW 14/3240 WET R GVZ GGR1 W1. Bij brief van 8 oktober 2014 is hem meegedeeld dat zijn beroep op 8 januari 2015 in de ochtend op zitting zal worden behandeld. Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 17 november 2014 de rechtbank meegedeeld dat hij niet op de zitting van 8 januari 2015 zal verschijnen en hij heeft om uitstel verzocht omdat hij verhinderd is vanwege een andere zitting later op diezelfde dag. Verzoeker heeft aangegeven dat hij lichamelijk niet in staat is twee zittingen op één dag bij te wonen. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding geweigerd en heeft verzoeker op 5 januari 2015 meegedeeld dat de zitting doorgaat op 8 januari 2015.
Ter zitting van 8 januari 2015 is door de rechter de door verzoeker aanhangig gemaakte zaak behandeld waarna de rechter het onderzoek ter zitting heeft gesloten. Verzoeker is niet ter zitting verschenen, verweerder wel. Een dag later bereikte de rechter het bericht dat op
7 januari 2015 door verzoeker een wrakingsverzoek was ingediend.
De wrakingskamer, bestaande uit de rechters mrs. Wetzels, Fiege en Roos-van Toor, heeft in eerste instantie bepaald dat het wrakingsverzoek behandeld zou worden ter zitting van
22 januari 2015 en zowel verzoeker alsook de rechter zijn voor die zitting uitgenodigd. Verzoeker heeft vervolgens bij brieven van 13 januari 2015 om wraking verzocht van de drie genoemde rechters van de wrakingskamer.
Bedoeld wrakingsverzoek van de gehele wrakingskamer is behandeld ter zitting van
2 februari 2015 en bij beslissingen van 16 februari 2015 is de verzochte wraking van de drie rechters afgewezen.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hierboven omschreven procedure bij de bestuursrechter
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 12 januari 2015. Deze schriftelijke reactie behelst tevens een verzoek tot verschoning van de rechter.
Ter zitting van 18 maart 2015, waar het (oorspronkelijke) wrakingsverzoek van 7 januari 2015 is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker heeft driemaal om uitstel van de zitting gevraagd omdat hij wegens overmacht de zitting niet kon bijwonen. Vervolgens heeft de rechter in een brief van 5 januari 2015 laten weten de zitting in zijn afwezigheid toch door te laten gaan. Tevens heeft de rechter zich niet bereid getoond om verzoeker de gelegenheid te geven op een concept van de uitspraak te reageren. Dit optreden wekt minstens de schijn van machtsmisbruik en partijdigheid en het recht op een eerlijke rechtspraak is hiermee geschonden.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Verzoeker heeft gesteld maar onvoldoende onderbouwd waarom hij niet in staat zou zijn om de behandeling van beide zaken bij te wonen. Daarnaast had hij zich in één van beide zaken door een ander kunnen laten vertegenwoordigen. Het verzoek om te reageren op een concept uitspraak kan uiteraard niet gehonoreerd worden. Daarvoor zou hoger beroep de aangewezen weg geweest zijn als verzoeker het niet eens was met de uitspraak. Dat de beslissing niet was zoals verzoeker wenste is op zichzelf geen gegronde reden voor wraking.

3.De beoordeling

3.1
Op 12 januari 2015 is door de rechter een verzoek tot verschoning ingediend. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij op 8 januari 2015 de zaak op zitting heeft behandeld en besproken met verweerder. Daar was zij (naar haar de volgende dag bleek) niet toe bevoegd omdat verzoeker op 7 januari 2015 al een wrakingsverzoek had ingediend. De zitting wordt daarom beschouwd als niet te zijn gehouden. Dat neemt echter niet weg dat de rechter tijdens die zitting, buiten aanwezigheid van verzoeker, met verweerder over de zaak heeft gesproken. De rechter acht het voorstelbaar dat indien zij de behandelend rechter blijft, verzoeker de indruk heeft dat zij het beroep niet meer geheel onbevooroordeeld zal kunnen behandelen.
3.2
Ter zitting van 18 maart 2015 is het verschoningsverzoek van de rechter behandeld en bij uitspraak van heden heeft de verschoningskamer dat verzoek toegewezen. Hieruit volgt dat verzoeker geen belang meer heeft bij zijn wrakingsverzoek, nu als gevolg van de toewijzing van het verschoningsverzoek de zaak al door een andere rechter behandeld zal worden.
Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. J. Bergen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. H. van Lokven-van der Meer en W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2015 in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-