ECLI:NL:RBROT:2015:269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
10/964013-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Team straf 1
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op preliminaire verweren in onderzoek San José met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op 20 januari 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/964013-12, waarin de rechtbank beslissingen heeft genomen op preliminaire verweren in het onderzoek San José. De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake meer kan zijn van een fair trial, gezien de negatieve beeldvorming in de media die is veroorzaakt door of namens het openbaar ministerie. Daarnaast is er een grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan de orde, indien blijkt dat er geen storing in de tapapparatuur is geweest waardoor een telefoongesprek niet is opgenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er ten aanzien van feit 7 sprake is van een fiscale discussie die door een andere instantie beoordeeld dient te worden. Verder is besloten dat de verdachte wel vervolgd wordt, maar de heren betrokkene 2, betrokkene 3 en betrokkene 4 niet. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze verweren ontijdig zijn en zonder onderzoek van de zaak niet inhoudelijk kunnen worden beslist. Het verweer van de raadsvrouw dat het openbaar ministerie in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, werd verworpen, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte een openbaar bestuurder is en de drie anderen niet, en dat hij voor een groter bedrag van omkoping wordt vervolgd dan de anderen apart.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Datum uitspraak: 20 januari 2015
Beslissingen op preliminaire verweren in onderzoek San José
Ten aanzien van de preliminaire verweren met betrekking tot de (partiële) niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt als volgt overwogen.
Preliminaire verweren onder voorbehoud
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat - kort en zakelijk weergegeven -:
a) er geen sprake meer kan zijn van een fair trial, gelet op de zeer negatieve beeldvorming in de media die is veroorzaakt door of namens het openbaar ministerie;
b) er sprake is van doelbewuste en grove veronachtzaming van de belangen van de [verdachte] indien komt vast te staan dat er geen sprake is geweest van een storing in de tapapparatuur waardoor het telefoongesprek tussen de [verdachte] en [betrokkene 1] niet is opgenomen.
Beoordeling
Zoals betoogd door zowel de raadsvrouw zelf, als ook door het openbaar ministerie zijn deze, onder a en b genoemde verweren ontijdig. Zonder onderzoek van de zaak zelf kan over deze verweren niet inhoudelijk worden beslist.
Preliminaire verweren tot partiële niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat - kort en zakelijk weergegeven -:
c) er ten aanzien van feit 7 sprake is van een fiscale discussie, die op een geheel andere wijze door een geheel andere instantie dient te worden beoordeeld;
d) de [verdachte] wel, maar de heren [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] niet worden vervolgd.
Beoordeling
Het onder c genoemde verweer betreft (ook) een verweer waarop zonder onderzoek van de zaak zelf niet inhoudelijk kan worden beslist. Dit blijkt reeds uit de inhoudelijke wijze waarop het verweer wordt gevoerd en de inhoudelijke reactie van het openbaar ministerie daarop. Dit verweer is derhalve ook ontijdig.
Het onder d genoemde niet-ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen. Op grond van het opportuniteitsbeginsel bepaalt het openbaar ministerie in welke zaak zij tot vervolging overgaat en in welke zaak niet. Die beslissing dient de rechtbank met terughoudendheid te toetsen. In de kern komt het verweer van de raadsvrouw erop neer dat door het openbaar ministerie op deze wijze geen invulling mag worden gegeven aan het opportuniteitsbeginsel, omdat er gehandeld is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu er sprake is van gelijke gevallen.
Van gelijke gevallen is geen sprake. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de [verdachte] een openbaar bestuurder is en de drie anderen niet, hij voor een groter bedrag van omkoping wordt vervolgd dan de drie anderen apart en hij ook overigens van andere, soortgelijke feiten wordt verdacht.