Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de overgelegde producties,
- de eis in reconventie van Pretium,
- de akte eiswijziging van Belcentrale, met correctie,
- de mondelinge behandeling,
- de (mededeling van) de beslissing van de voorzieningenrechter ter zitting dat uit het oogpunt van juiste toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor geen kennis wordt genomen van het deel van de producties van Belcentrale ten aanzien waarvan Belcentrale heeft gesteld dat de voorzieningenrechter en een eventueel te benoemen deskundige daarvan wel kennis mogen nemen maar Pretium niet, onder teruggave door de voorzieningenrechter van deze producties aan Belcentrale,
- de pleitnota van Belcentrale, tevens akte eiswijziging,
- de pleitnota van Pretium.
2.De feiten
3.Het geschil
Belcentrale is slechts gehouden aan Pretium de wilsuiting te overleggen indien sprake is van een klacht van de abonnee, die niet naar tevredenheid is afgehandeld door Belcentrale” of woorden van gelijke strekking;
bepaalt dat de onder r.o 5.2 uitgesproken veroordelingen niet gelden ter zake van die abonneesdie geen overeenkomst met Belcentrale meer hebben dan wel die abonneesten aanzien van wie Belcentrale binnen de genoemde termijn van 30 dagen aan Pretium een wilsuiting toont waaruit blijkt dat die abonnees instemmen met overzetting van een overeenkomst naar Belcentrale.”;
bepaalt dat Pretium haar aanspraak op de dwangsommen niet zal verliezen door te onderzoeken of Belcentrale zich aan de veroordelingen houdtmits dit onderzoek zal plaatsvinden binnen 40 dagen na betekening van het vonnisen dat op Pretium geen waarschuwingsplicht jegens Belcentrale rust bij enig niet of niet-volledig voldoen aan het vonnis;,
4.De beoordeling
alsnog(zie 4.12) kon aantonen dat het overzetten van het contract berust op (nadere) wilsovereenstemming met de desbetreffende abonnee, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Tot aanvulling/ wijziging van het vonnis.” Ter zitting heeft Belcentrale verklaard dat haar subsidiaire vorderingen mede zijn gebaseerd op art. 32 Rv. Art. 32 Rv. voorziet in de mogelijkheid om een vonnis bij later vonnis aan te vullen. Dat is mogelijk indien de rechter in het eerste vonnis heeft verzuimd om op enig onderdeel van het gevorderde te beslissen. Daarvan kan hier geen sprake zijn. Belcentrale had in die procedure geen vordering ingesteld. Belcentrale was slechts gedaagde in de procedure die leidde tot het kort gedingvonnis van 20 januari 2015. Daarom faalt het beroep op art. 32. Rv. Op art. 31 Rv. is de vordering expliciet (desgevraagd ter zitting) niet gebaseerd.
1. De rechter die een dwangsom heeft opgelegd, kan op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn of de dwangsom verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
De basis voor de hoogte van de dwangsom is kennelijk de uitspraak KPN.” Volgens Belcentrale is matiging van de dwangsom gerechtvaardigd omdat Belcentrale een veel kleinere onderneming is dan KPN, met een veel geringere omzet. In het vonnis staat niet dat de hoogte en het maximum van de opgelegde dwangsommen zijn gerelateerd aan de “uitspraak KPN.” Van “kennelijkheid” is derhalve geen sprake.
de van toepassing zijnde marktbrede afspraken.” De vraag of sprake is van wilsovereenstemming tussen een abonnee en Belcentrale is in dit civiele kort geding een bewijsrechtelijke kwestie. Belcentrale behoort geen dwangsom te verbeuren voor een geval waarin een abonnee instemt met overstappen naar Belcentrale, Belcentrale zulks ook kan bewijzen, maar niet op de door Pretium voorgestane wijze. Dat -wellicht- marktbrede afspraken in een andere context gelden maakt dat niet anders.