In deze zaak, die voorligt bij de Rechtbank Rotterdam, betreft het een renvooiprocedure waarin [eiser] een vordering heeft ingediend tegen de Gemeente Rotterdam en de Gemeente Molenwaard. De vordering is gebaseerd op een notariële akte van schuldigerkenning van 1 juni 2012, waarin [persoon1] erkent een bedrag van € 70.000,00 aan [eiser] verschuldigd te zijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de conclusie van eis in renvooi en de conclusie van antwoord. De Gemeente Rotterdam en de Gemeente Molenwaard hebben verweer gevoerd en betwist dat [eiser] recht heeft op toelating tot de rangregeling, met als argument dat hij niet duidelijk heeft gemaakt welke werkzaamheden hij voor [persoon1] en de Stichting heeft verricht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht voor [persoon1] en dat deze werkzaamheden zijn erkend in de akte van schuldigerkenning. De rechtbank oordeelt dat de vordering van [eiser] moet worden toegelaten tot de rangregeling, omdat hij als beslaglegger belanghebbende is bij de verdeling van de opbrengst van de executieveiling. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] toe en veroordeelt de Gemeente Rotterdam, de Gemeente Molenwaard en [verweerster3] in de proceskosten. De kosten worden begroot op € 1.186,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.
De rechtbank concludeert dat de vordering van [eiser] gegrond is en dat hij recht heeft op toelating tot de rangregeling, waarbij de Gemeente Rotterdam en de Gemeente Molenwaard als in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 22 april 2015 door mr. Sikkel.