Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 24 september 2014
- de akte na tussenvonnis van Max
- de antwoordakte na tussenvonnis van Pelosa.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een incident betreffende de incidentele vordering van Max Holding B.V. tot onbevoegdverklaring op basis van een overeengekomen geschillenclausule. De partijen, Pelosa Network Engineering B.V. en Max Holding B.V., waren overeengekomen een minitrail te voeren volgens een specifiek reglement. Echter, het reglement waarnaar verwezen werd, bestaat niet meer. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel partijen de mogelijkheid hebben om arbitrage te organiseren volgens de lijnen van het vervallen reglement, dit niet betekent dat zij daartoe verplicht zijn. De rechtbank oordeelt dat Pelosa in beginsel de minitrailprocedure moet volgen, maar aangezien deze procedure niet meer mogelijk is, wordt de geschillenclausule als krachteloos beschouwd. Hierdoor is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de vordering van Pelosa. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Max afgewezen en Max veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak is aangehouden voor beraad in de zin van artikel 131 Rv.