In deze zaak heeft verzoekster op 17 april 2015 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) om een moratorium aan te vragen. De rechtbank heeft op 30 april 2015 uitspraak gedaan. Verzoekster had een huurovereenkomst met verweerster, Stichting Maasdelta Groep, en had te maken met een oplopende huurachterstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich naar behoren zou inspannen om het minnelijk traject verder te doorlopen. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in de huurwoning wilde blijven, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die de huurachterstand wilde inlopen. De rechtbank concludeert dat verzoekster voldoende kansen heeft gekregen om haar situatie te verbeteren, maar deze niet heeft benut. Daarom is het verzoek om het moratorium afgewezen en is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft benadrukt dat verzoekster zelf verantwoordelijk blijft voor het nakomen van afspraken met haar schuldeisers.