ECLI:NL:RBROT:2015:3428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
18 mei 2015
Zaaknummer
C/10/469928 / FT EA 15/399 en C/10/469929 / FT EA 15/400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord, ingediend door een verzoekster die kampt met schulden. De verzoekster had eerder op 13 februari 2015 een verzoekschrift ingediend voor een schuldsaneringsregeling, waarbij zij een schuldregeling aanbood aan haar schuldeisers. De schuldeisers, waaronder Mediquard, hadden in totaal een vordering van € 233.407,86 op verzoekster. Mediquard weigerde echter in te stemmen met de aangeboden regeling, die voorzag in een betaling van 1,83% aan de preferente schuldeisers en 0,92% aan de concurrente schuldeisers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Mediquard slechts een klein aandeel van 0,13% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt en dat zes van de zeven schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat er voldaan was aan alle waarborgen om ervoor te zorgen dat verzoekster het maximale aan haar schuldeisers zou afdragen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van Mediquard, die in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen.

Daarom heeft de rechtbank Mediquard bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 16 april 2015
in de zaak van:
[naam]
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 februari 2015, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- [naam], vertegenwoordigd door Mediquard, hierna te noemen: Mediquard;
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 7 april 2015 is verschenen en gehoord:
- Mevrouw [naam], werkzaam bij de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard(hierna te noemen schuldhulpverlening).
Verzoekster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen omdat zij ziek is.
Mediquard heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 24 maart 2015, aan de rechtbank te kennen gegeven niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Daarbij heeft zij tevens aangegeven dat de zaak volgens haar is afgedaan en er derhalve niets te behandelen valt.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Door verzoekster is voor het eerst, op 11 april 2013, een verzoekschrift dwangakkoord ingediend. Vanwege het intrekken van de vordering door (de enige weigerachtige crediteur) Mediquard is het dwangakkoord destijds komen te vervallen. Door schuldhulpverlening is bij het eerste heronderzoek in juni 2014 per abuis een deel van de gereserveerde gelden overgemaakt aan Mediquard. Mediquard heeft daarop de incasso hervat en de ontvangen gelden teruggestort.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant van 8 juli 2014 heeft schuldhulpverlening Mediquard verzocht alsnog akkoord te gaan met het betalingsvoorstel dan wel een afstandsverklaring van haar opdrachtgever te overleggen waarin deze afstand doet van haar vordering en dus van het recht van invordering, indien Mediquard opnieuw de vordering zou intrekken.
Vanwege de reactie van Mediquard daarop, heeft verzoekster voor de tweede keer een verzoekschrift dwangakkoord ingediend.

3.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven schuldeisers, waarvan één preferente en zes concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 233.407,86 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 15 januari 2013 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,83% aan de preferente schuldeisers en 0,92% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar participatiewet-uitkering. Verzoekster is door de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard vrijgesteld van de sollicitatieverplichting.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Mediquard stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 292,14 op verzoekster, welke 0,13% van de totale schuldenlast beloopt.

4.Het verweer

In haar contacten met schuldhulpverlening heeft Mediquard te kennen gegeven dat zij het gedane aanbod te laag vinden. Uit principe gaan zij dan ook niet akkoord. In haar laatste brief aan schuldhulpverlening geven zij aan de zaak op zijn beloop te laten. Mediquard heeft niet bevestigd dat er afstand wordt gedaan van de vordering.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

5.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Mediquard bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Mediquard in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Mediquard slechts een klein aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 0,13% daarvan). Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten schuldhulpverlening. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Voldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Door schuldhulpverlening is verklaard dat er is voldaan aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is door de Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard vrijgesteld van de solliciatieverplichting. Voldoende duidelijk is geworden dat, gelet op de gezondheidsklachten van verzoekster, niet te verwachten valt dat zij in de komende jaren met werk een inkomen kan verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Het voorstel is dan ook te beschouwen als het maximaal haalbare.
Bovendien zou toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aanzienlijke kosten met zich meebrengen, bestaande in salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, welke in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Mediquard, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Mediquard te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Mediquard zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, welke in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Mediquard om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Mediquard in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans, rechter en in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 april 2015. [1]