ECLI:NL:RBROT:2015:3474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
18 mei 2015
Zaaknummer
C-10-474366 - KG ZA 15-408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • R.C. Verschuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering en voorkoming van publicatie van heimelijke videoopnamen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2015, heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie; Raad voor de Kinderbescherming) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die niet verschenen was. De procedure begon met een dagvaarding op 1 mei 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 mei 2015, waarbij de gedaagde verstek heeft laten gaan. De Staat vorderde de verwijdering van heimelijke video-opnamen die op 24 oktober 2014 zijn gemaakt en openbaar zijn gemaakt op sociale media, waaronder Facebook.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de Staat niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis alle openbaarmakingen van de video te verwijderen en zich in de toekomst te onthouden van het publiceren of delen van deze video. Tevens werd bepaald dat de gedaagde een dwangsom van € 5000,- verbeurt voor iedere dag dat hij niet aan de veroordelingen voldoet, met een maximum van € 100.000,-.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 1.236,16, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.C. Verschuur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/474366 / KG ZA 15-408
Vonnis in kort geding van 20 mei 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie; Raad voor de kinderbescherming),
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. S.M. Kingma,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de Staat en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 1 mei 2015, met producties,
  • de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 13 mei 2015,
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek,
  • de pleitnota van de Staat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en is derhalve toewijsbaar.
De ter zitting door de Staat op de vordering gegeven toelichting geeft aanleiding de vordering als na te melden, als het mindere van het gevorderde en ter voorkoming van executieproblemen, toe te wijzen. Daarbij wordt onder de verplichtingen van [gedaagde] om zich in te spannen verstaan dat hij alles doet wat in zijn macht ligt.
De gevorderde dwangsom zal aan na te melden maximum worden gebonden.
2.2.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- dagvaarding € 96,16
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 1.236,16.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle openbaarmakingen van de video van het gesprek op 24 oktober 2014 (op Facebook of waar dan ook geplaatst) te verwijderen, alle openbaarmakingen van deze video door anderen van het internet te (doen) verwijderen, althans zich daartoe in te spannen, zich in de toekomst te onthouden van het publiceren of anderszins delen van deze video en om te voorkomen dat anderen de video in de toekomst openbaar maken, althans zich daartoe in te spannen,
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 5000,- voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk niet aan één of meer van de hiervoor vermelde veroordelingen voldoet, zulks tot een maximum van € 100.000,-,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.236,16, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van de uitspraak van dit vonnis, en te vermeerderen met nakosten ad € 131,00 (respectievelijk € 199,00 ingeval van betekening van dit vonnis),
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Verschuur en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015.
2515/2323