In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2015, heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie; Raad voor de Kinderbescherming) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die niet verschenen was. De procedure begon met een dagvaarding op 1 mei 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 mei 2015, waarbij de gedaagde verstek heeft laten gaan. De Staat vorderde de verwijdering van heimelijke video-opnamen die op 24 oktober 2014 zijn gemaakt en openbaar zijn gemaakt op sociale media, waaronder Facebook.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de Staat niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis alle openbaarmakingen van de video te verwijderen en zich in de toekomst te onthouden van het publiceren of delen van deze video. Tevens werd bepaald dat de gedaagde een dwangsom van € 5000,- verbeurt voor iedere dag dat hij niet aan de veroordelingen voldoet, met een maximum van € 100.000,-.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 1.236,16, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.C. Verschuur.