ECLI:NL:RBROT:2015:3719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
ROT 14-7723
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op huurtoeslag bij eenmalige huurbetaling voor het berekeningsjaar 2011

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2011. Eiser had huurtoeslag aangevraagd en ontving een voorschot, maar de Belastingdienst/Toeslagen stelde de definitieve huurtoeslag op nihil vast. Eiser ging hiertegen in beroep, omdat hij meende recht te hebben op huurtoeslag, ondanks dat hij de huur voor het gehele jaar in één keer had voldaan op 21 december 2011. De rechtbank oordeelde dat de wet de mogelijkheid biedt om huurtoeslag ook na afloop van het jaar aan te vragen, en dat de eis dat huur maandelijks moet worden betaald niet strikt is. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de hoorplicht had geschonden, omdat eiser niet was gehoord op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de regelgeving niet uitsluit dat er recht op huurtoeslag bestaat, zelfs als de huur in één keer is betaald. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Belastingdienst binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser kreeg ook het betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Belastingdienst om zorgvuldig om te gaan met aanvragen voor huurtoeslag en de rechten van de aanvrager te respecteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 14/7723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2015 in de zaak tussen

[eiser], te[woonplaats], eiser,

gemachtigde: W.A. Brandwijk,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Remers.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de huurtoeslag 2011 definitief berekend en op nihil gesteld.
Bij besluit van 26 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft voor het berekeningsjaar 2011 huurtoeslag aangevraagd. Bij wijze van voorschot is de huurtoeslag 2011 verleend.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit de definitieve berekening huurtoeslag op nihil gehandhaafd. Bij heroverweging wordt niet meer aan eiser tegengeworpen dat sprake is van medebewoning, in zoverre heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Wel ziet verweerder in het feit dat eiser de verschuldigde huur over 2011 in één keer op 21 december 2011 heeft overgemaakt reden om vast te houden aan de vaststelling van de huurtoeslag op nihil.
3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft daartoe kortgezegd aangevoerd dat hij recht heeft op huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 omdat hij voldoet aan alle voorwaarden zoals genoemd in de Wht. In het huurcontract is sprake van een per maand verschuldigde huurprijs (of rekenhuur) en is er een juridisch afdwingbare verplichting tot maandelijkse huurbetaling. De directe koppeling tussen de maandelijkse tegemoetkoming en de huurbetaling is geen vereiste voor het recht op huurtoeslag.
De wet kent de mogelijkheid om huurtoeslag ook na afloop van het jaar nog aan te vragen en wordt dan ineens ontvangen.
Omdat de afwijzingsgrond in bezwaar een andere is dan in eerste aanleg, heeft eiser zich hiertegen niet eerder kunnen verweren. Eiser had gehoord willen worden op zijn bezwaar. Omdat dat niet is gebeurd heeft verweerder de hoorplicht geschonden.
5. Beoordeling.
5.1.
Vast staat dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser de maandelijkse huur voor het jaar 2011 in één keer op 21 december 2011 heeft voldaan.
5.2.
In artikel 22 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is over de uitbetaling van voorschotten voor zover hier van belang het volgende bepaald:
1. Een voorschot dat wordt verleend vóór de aanvang van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft, wordt uitbetaald in 12 termijnen. De uitbetaling van de eerste termijn vindt plaats in de maand december voorafgaand aan het berekeningsjaar en elke volgende termijn telkens een maand later.
2. Een voorschot dat wordt verleend in de loop van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft, en waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt vóór 1 november van dat jaar, wordt uitbetaald in zoveel termijnen als er na de maand van dagtekening nog kalendermaanden van dat jaar overblijven. De uitbetaling van de eerste termijn vindt plaats in de maand van dagtekening en elke volgende termijn telkens een maand later.
3. Indien de belanghebbende voor een deel van het berekeningsjaar aanspraak heeft op een tegemoetkoming wordt, in zoverre in afwijking van de voorgaande leden, het voorschot in zoveel termijnen uitbetaald als het aantal kalendermaanden waarin de aanspraak bestaat. De uitbetaling van de eerste termijn vindt niet eerder plaats dan in de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanspraak ontstaat.
4. Indien een beschikking waarbij over het berekeningsjaar voor het eerst een voorschot wordt verleend een dagtekening heeft die ligt na de maand waarin de aanspraak is ontstaan, wordt het voorschot voorzover dat betrekking heeft op de in het berekeningsjaar reeds verstreken kalendermaanden waarin de aanspraak bestond met inbegrip van de maand van dagtekening van de beschikking, in één bedrag uitbetaald in de maand van dagtekening en wordt het daarna nog resterende deel van het voorschot uitbetaald overeenkomstig het tweede lid.
5. Een voorschot dat wordt verleend in de loop van of na afloop van het berekeningsjaar waarop het voorschot betrekking heeft en waarvan de beschikking een dagtekening heeft die ligt na 31 oktober van dat jaar, wordt in één bedrag uitbetaald in de maand van dagtekening.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank sluit de hierboven aangehaalde regelgeving niet uit dat er recht op huurtoeslag is, indien de verschuldigde maandelijkse huur voor het toepasselijke berekeningsjaar jaarlijks, in een keer wordt betaald aan de verhuurder. Verder acht de rechtbank van belang dat verweerder door deze wijze van betaling niet is benadeeld. Tot slot acht de rechtbank niet aannemelijk de blote stelling van verweerder ter zitting dat het recht op huurtoeslag altijd wordt gecorrigeerd als blijkt dat sprake is van een huurachterstand, in die zin dat dan in de betreffende maand de huurtoeslag wordt teruggevorderd van een betrokkene.
Het bestreden besluit is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
5.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder nog aangekondigd, dat het bestreden besluit in zoverre wordt herzien dat eiser recht heeft op huurtoeslag over de maand december 2011 omdat eiser in deze maand heeft voldaan aan zijn maandelijkse verplichting de huur te betalen. Ook hierin ziet de rechtbank aanleiding tot vernietiging van het bestreden besluit.
6. Het beroep van eiser is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Omdat verweerder dient te bezien of de huurtoeslag voor 2011 moet worden vastgesteld op het bedrag dat aan voorschotten is toegekend, of op een ander bedrag, ziet de rechtbank ziet geen mogelijkheid om de zaak finaal te beslechten.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met in achtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
drs. S.R. Jonkergouw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.