2.9.De deskundige heeft op 14 augustus 2012 zijn definitieve rapport bij de rechtbank gedeponeerd. In het rapport is onder meer opgenomen:
“
Vraag 1. Wat is de oorzaak van de schade die aan het bedrijfspand van [eiser] is opgetreden? Kunt u ingaan op de oorzaken die daarvoor door zowel [eiser] als NBU worden genoemd, alsmede op de aanwezigheid van een gronddepot als mogelijke (mede)oorzaak van de schade? Mogelijke schade tengevolge van de saneringswerkzaamheden dient hiervan te worden onderscheiden.
Allereerst merk ik op dat het betreffende pand op staal is gefundeerd, hetgeen, gezien de grondsoort, een keuze is waarbij zettingen en daarmee problemen met het pand te verwachten zijn.
Verder blijkt uit de fotovooropname zoals die is gemaakt voor aanvang van de werkzaamheden van NBU, dat het pand was behept met 68 gebreken zoals scheurvorming etc.
Voorts is mij duidelijk geworden dat de uitgevoerde grondsanering voorafgaand heeft aan de werkzaamheden van NBU van invloed is geweest op het pand. De eiser heeft van de aannemer die belast was met de bodemsanering herstelkosten vergoed gekregen voor nieuwe scheurvorming die door diens werkzaamheden is ontstaan in de zijgevel van de werkplaats. Voor wat betreft de werkzaamheden van NBU zelf meen ik dat, gezien de aard van deze werkzaamheden en de afstand tot aan het betreffende pand, deze van invloed zijn geweest op de schade aan het pand. Met name het inbrengen van damwandplanken en heipalen alsmede het vervormen van de damwand als gevolg van ontgravingen zijn hierbij naar mijn mening het meest bepalend geweest.
(…)
Zoals uit het voorgaande blijkt zijn er diverse, los van elkaar staande, factoren te noemen die uiteindelijk hebben geleid tot het huidige schadebeeld. Wanneer ik inzoom op de invloed van de werkzaamheden van NBU dan meen ik dat van een invloed zeker sprake is geweest, maar dat deze invloed beperkt is geweest en een relatief beperkt aandeel heeft gehad in de uiteindelijk ontstane problemen. Met name de combinatie van fundering op staal, een relatief slechte ondergrond en een wisselende natuurlijke grondwaterstand zijn naar mijn mening de meest van belang zijnde factoren geweest.
Hierbij acht ik de invloed van de saneringswerkzaamheden, zowel voorafgaand als na afloop van de werkzaamheden van NBU, beperkt.
Vraag 2. Is er naar uw inschatting reeds een einde gekomen aan de verzakking van het bedrijfspand of zal de schade als gevolg hiervan nog verder toenemen?
Zoals ik al bij vraag 1 heb aangegeven, meen ik dat de meest bepalende factor bij het schadebeeld de combinatie fundering op staal met slechte ondergrond is. Aangezien deze situatie niet is opgeheven, verwacht ik dat de schade en de problemen nog verder zullen toenemen. Wel is het zo dat de werkzaamheden van NBU een versnelling hebben gegeven van het schadeverloop, welke versnelling tot het verleden behoort.
Vraag 3. Voor zover deze schade het gevolg is van de bouwwerkzaamheden van NBU, kunt u een omschrijving geven van de schade? Kunt u aangeven wat de herstelmogelijkheden zijn, alsmede een begroting maken van de kosten hiervan. U dient hierbij uit te gaan van de staat van het bedrijfspand voorafgaande aan de werkzaamheden van NBU.
Zoals uit het voorgaande blijkt is uiteindelijk niet eenduidig vast te stellen hoe groot precies de invloed is geweest van de werkzaamheden van NBU op het totale schadebeeld. Wel staat vast, onder andere aan de hand van verschillen met de fotovooropname, dat als gevolg van de werkzaamheden een groot aantal dichtgezette en/of gerepareerde scheuren opnieuw zijn open gaan staan. Verder blijkt dat reeds aanwezige scheuren wijder en/of langer zijn geworden. Slechts op beperkte schaal is sprake van nieuwe scheurvorming.
Verder dient nog te worden vermeld dat gelet op de reeds bestaande, niet stabiele toestand van het pand, er sowieso al rekening gehouden diende te worden met enige toename van de gebreken in het pand.
Tevens lijkt het er op dat gedurende de werkzaamheden sommige vloerdelen schever zijn gaan liggen, alhoewel niet exact vaststaat of dit inderdaad het geval is en zo ja, of deze verergering van de scheefstand bepalend is geweest. Het gaat overigens om vloerdelen in met name de achterbouw/werkplaats en in de aangrenzende ruimte van het pand.
Uit achteraf uitgevoerde lintvoeg-metingen blijkt dat het pand thans een substantiële scheefstand heeft die slechts voor een beperkt deel te verklaren is uit hoogteverschillen die zijn ontstaan tijdens werkzaamheden van NBU.
Op basis hiervan meen ik dat de schade die aan NBU in alle redelijkheid kan worden toegerekend, de herstelkosten zijn die te maken hebben met het ontstaan van nieuwe scheuren en het vergroten en verergeren van bestaande scheuren. Verder merk ik op dat het in geringe mate verwijden of verlengen van bestaande scheuren niet of nauwelijks leidt tot extra herstelkosten.
Aangezien de hieruit voortvloeiende kosten niet exact te becijferen zijn, heb ik de hiermee verband houdende kosten globaal bepaald op € 45.000,00. Dit bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:
Reparatie scheuren e.d.
€ 7.500,00
Stucadoors- en schilderwerk
€ 7.500,00
Uitvlakken diverse vloervelden
€ 15.000,00
Omzetten inboedel/inventaris/beschermende maatregelen
€ 10.000,00
Onvoorzien
€ 5.000,00
Totaal, exclusief btw
€ 45.000,00
Vraag 4. Voor zover deze schade het gevolg is van de bouwwerkzaamheden van NBU, hoe beoordeelt u de uitvoering van de werkzaamheden en technieken van NBU met name het heien en het inbrengen en verwijderen van de damwanden, gelet erop dat de nieuwbouw naast een bedrijfspand plaatsvond? Gelieve hierbij ook de trillingsmetingen en de rondwaterstanden te betrekken.
Uit de stukken wordt duidelijk dat er bij het aanbrengen van de damwandplanken en de heipalen trillingsmetingen zijn uitgevoerd waarvan duidelijk is aangetoond dat het hierbij diverse malen is voorgekomen dat vooraf vastgestelde normen zijn overschreden. In dit verband meen ik dat sprake is geweest van onzorgvuldig handelen. Verzachtende omstandigheid is wel dat bij het aanbrengen van de damwandplanken gekozen is voor een statisch druksysteem dat veel duurder is en veel minder trillingsoverlast met zich meebrengt. Daarnaast meen ik dat er gedurende de metingen niet is ingegrepen op de werkzaamheden, waarbij de corrigerende factor die hierbij van wezenlijk belang is, niet van toepassing is. Het simpel meten van trillingen en hieraan geen consequenties verbinden, is naar mijn mening zinloos.
Verder heb ik in de stukken geen documentatie kunnen vinden waaruit blijkt dat er voorafgaand aan de werkzaamheden deugdelijk onderzoek is geweest naar de effecten van de werkzaamheden op onder andere het betreffende pand. Ook hiervan zou kunnen worden gesteld dat hier sprake is van onzorgvuldig handelen.
(…)
Vraag 5. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Partijen moeten zich realiseren dat in deze kwestie niet eenduidig kan worden vastgesteld hoe groot precies de invloed van de werkzaamheden van NBU op het pand is geweest. In het verlengde hiervan is ook niet exacte te calculeren wat de hieruit voortvloeiende schade is. Wanneer namelijk bestaande scheuren wijder en/of langer worden, leidt dit in de regel niet of nauwelijks tot een verhoging van de herstelkosten. Dit geldt ook voor schever liggende vloerdelen. Partijen zullen het dus moeten doen met een inschatting van ondergetekende, gebaseerd op ervaringen met soortgelijke kwesties.”