In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een vordering van de curator in het faillissement van een besloten vennootschap. De curator stelde dat de bestuurders onrechtmatig hadden gehandeld door selectieve betalingen aan een crediteur te verrichten, terwijl het faillissement van de vennootschap onafwendbaar was. De rechtbank oordeelde dat de betalingen aan de crediteur, die plaatsvonden in de periode van 21 tot en met 30 januari 2014, onrechtmatig waren jegens de gezamenlijke schuldeisers. De curator vorderde een schadevergoeding van € 41.500,00, het bedrag dat aan de crediteur was betaald, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders, [gedaagde1] en [gedaagde2], wisten of hadden moeten weten dat het faillissement onafwendbaar was, en dat de selectieve betalingen de verhaalsmogelijkheden van andere schuldeisers hadden verminderd. De rechtbank concludeerde dat de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade die de gezamenlijke schuldeisers hadden geleden als gevolg van hun onrechtmatige handelen. De vordering van de curator werd toegewezen, en de rechtbank veroordeelde de bestuurders tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.