ECLI:NL:RBROT:2015:4480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
475424
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam]. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die stelde dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was vanwege de onmogelijkheid voor de ouders om de benodigde hulp te accepteren. De kinderrechter heeft het procesverloop en de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en brieven van de Raad, in overweging genomen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid en in staat zijn om met hulp van hun netwerk en instanties de bedreigingen in de ontwikkeling van [roepnaam] weg te nemen. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, ontbreken. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. Dit kan door de verzoekers of andere belanghebbenden, waarbij een advocaat betrokken moet zijn. De uitspraak benadrukt de betrokkenheid van de ouders en hun bereidheid om samen te werken aan de ontwikkeling van hun kind.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/475424 / JE RK 15-1204
datum uitspraak: 19 juni 2015

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats], hierna te noemen [roepnaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[Naam moeder], hierna te noemen de moeder,

[Naam vader], hierna te noemen de vader.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 8 mei 2015 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van de Raad van 13 mei 2015, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2015;
- het faxbericht van mr. W.J. van Bel van 8 juni 2015.

Het verzoek

In de brief van 13 mei 2015 wijst de Raad erop dat een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] noodzakelijk werd geacht, omdat het de ouders door de gemeente onmogelijk werd gemaakt de benodigde hulp (te weten de gesloten plaatsing) te accepteren die naar verwachting tot wegneming van de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zou leiden. Voorts heeft de Raad in zijn voornoemde brief vermeld dat het inleidende verzoek van 28 april 2015 gehandhaafd wordt, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de wet gelezen moet worden dat de Raad geen machtiging gesloten jeugdhulp mag verzoeken zonder verzoek tot ondertoezichtstelling. Indien de rechtbank van oordeel is dat de Raad wel degelijk zonder verzoek tot ondertoezichtstelling een machtiging gesloten jeugdhulp kan verzoeken, dan trekt de Raad het verzoek tot ondertoezichtstelling in (waarbij het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp uiteraard wordt gehandhaafd).
Mr. Van Bel heeft namens [de minderjarige] in het faxbericht van 8 juni 2015 kenbaar gemaakt dat de Raad zijns inziens ontvankelijk is in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp, maar dat uit de Jeugdwet geen bezwaar voortvloeit jegens het enerzijds door de kinderrechter afwijzen van het verzoek tot ondertoezichtstelling en het anderzijds toewijzen van het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp.

De beoordeling

Bij beschikking van 8 mei 2015 is onder meer de door de Raad verzochte machtiging gesloten jeugdhulp voor de verzochte duur, te weten tot 11 juli 2015, verleend. De behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling is bij genoemde beschikking aangehouden met het verzoek aan de Raad de kinderrechter uiterlijk 22 mei 2015 te informeren over de (eventuele) handhaving van het verzoek. De Raad heeft het verzoek niet onvoorwaardelijk ingetrokken ten gevolge waarvan op het verzoek beslist dient te worden.
Op basis van het verhandelde ter zitting van 8 mei 2015 en de overgelegde stukken is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, ontbreken. Zoals ook overwogen in de beschikking van 8 mei 2015 staat vast dat de ouders bereid en in staat zijn met passende acties en/of hulp van hun netwerk en instanties de bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen en daarnaast zeer betrokken zijn op [de minderjarige]. Nu de gronden voor een ondertoezichtstelling ontbreken, zal de kinderrechter het verzoek afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige].
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.