Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
[Naam moeder], hierna te noemen de moeder,
[Naam vader], hierna te noemen de vader.
Het procesverloop
Het verzoek
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam]. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die stelde dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was vanwege de onmogelijkheid voor de ouders om de benodigde hulp te accepteren. De kinderrechter heeft het procesverloop en de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en brieven van de Raad, in overweging genomen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders bereid en in staat zijn om met hulp van hun netwerk en instanties de bedreigingen in de ontwikkeling van [roepnaam] weg te nemen. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, ontbreken. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen.
De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. Dit kan door de verzoekers of andere belanghebbenden, waarbij een advocaat betrokken moet zijn. De uitspraak benadrukt de betrokkenheid van de ouders en hun bereidheid om samen te werken aan de ontwikkeling van hun kind.