Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- [naam], schuldenares;
- mr. S.C. Scheermeijer, advocaat van schuldenares;
- H.A. Thomason, bewindvoerder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2015 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares, die onder toezicht stond van bewindvoerder H.A. Thomason, bovenmatige nieuwe schulden had laten ontstaan, ten bedrage van in totaal € 2.002,02. Deze nieuwe schulden waren ontstaan door het stopzetten van haar uitkering, die was ingetrokken vanwege een schending van de inlichtingenplicht jegens de uitkeringsinstantie. De rechter-commissaris had op 16 januari 2015 voorgedragen om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, en na een zitting op 10 maart 2015, waar aanvullende informatie werd gepresenteerd, werd de zaak aangehouden tot 24 maart 2015.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet alleen nieuwe schulden had aan verschillende leveranciers, maar ook een terugvordering van de Gemeente Rotterdam van ruim € 38.000,00 had wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling, en dat er geen perspectief was op betaling van de nieuwe schulden gedurende de looptijd van de regeling. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat de schuldenares onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat haar bezwaar tegen de intrekking van de uitkering kans van slagen had.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder d, van de Faillissementswet. De vergoeding voor de bewindvoerder is vastgesteld op € 1.791,16, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.