Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure in de hoofdzaak (13-1075)
- het tussenvonnis van 3 december 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de brief van de advocaat van [gedaagde] van 19 januari 2015, met als bijlage productie 7 en ‘Aantekeningen ten behoeve van de comparitie d.d. 29 januari 2015’;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2015;
- de brief van de advocaat van [gedaagde] van 18 februari 2015 betreffende het proces-verbaal.
2.De procedure in de vrijwaringszaak (14-842)
- het tussenvonnis van 3 december 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis, met producties;
- de brief van de advocaat van Urud’or van 22 januari 2015, met producties 8-10;
- de brief van de advocaat van Urud’or van 26 januari 2015, met productie 11;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2015;
- het faxbericht van de advocaat van Urud’or van 16 februari 2015 naar aanleiding van het proces-verbaal;
- de brief van de advocaat van [gedaagde] van 18 februari 2015 naar aanleiding van het proces-verbaal.
3.De vaststaande feiten in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
Cost & Freight) Rotterdam.
4.Het geschil
€ 79.187,27 (€ 62.065,41 + € 17.121,86), dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Maersk c.s. van het bedrag van € 363.226,30 aan openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag van de algehele voldoening en van de buitengerechtelijke kosten van € 66.362,04,
- Urud'or en [gedaagde] maakten ten aanzien van de betaling van de vracht afspraken die afweken van het C&F-beding; die afspraken hielden namelijk in dat de partijen fruit door Urud'or aan Maersk c.s. werden meegegeven op
freight collect-basis en dat Maersk c.s. de vracht (en bijkomende kosten als vermeld op de hierna genoemde facturen) aldus met [gedaagde] zouden afrekenen;
- de op dit zeevervoer betrekking hebbende cognossementen zijn ondertekend door Maersk Uruguay als onmiddellijk vertegenwoordiger van de vervoerder, Møller-Maersk, die handelt onder de naam ‘Maersk Line’; Møller-Maersk moet derhalve worden aangemerkt als vervoerder onder cognossement;
- in de cognossementen was bepaald dat de ladingen fruit op
- door middel van de aanbieding van de originele cognossementen aan Møller-Maersk, op welke cognossementen [gedaagde] als ontvanger van de containers fruit vermeld stond, verzocht [gedaagde] vervolgens steeds om aflevering van deze containers fruit en trad zij toe tot de desbetreffende vervoerovereenkomst;
- op een gegeven moment is [gedaagde] gestopt met betaling aan Maersk c.s. van de vrachtfacturen; het totaalbedrag van de door [gedaagde] onbetaald gelaten vrachtfacturen is
- omdat was overeengekomen dat de ladingen fruit op
- Maersk c.s maken tevens aanspraak op buitengerechtelijke kosten;
- op grond van Clause 26 van de cognossementsvoorwaarden is Engels recht van toepassing en is de
- [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij geen enkel bedrag aan Maersk c.s. verschuldigd is, althans dat zij de facturen van Maersk c.s. niet voor een bedrag van € 363.226,30 onbetaald heeft gelaten;
- het verweer van [gedaagde] heeft
primairals uitgangspunt dat de daadwerkelijke vervoerskosten-per-container van Maersk c.s. slechts USD 3.100,00 bedragen; in totaal zijn 389 containers verscheept door Maersk c.s., waarvan 76 tegen een vervoerprijs van
USD 4.600,00 en 313 tegen een vervoerprijs van USD 4.200,00; [gedaagde] heeft derhalve in totaal USD 458.300,00 teveel betaald, welk dollarbedrag neerkomt op € 339.142,00, derhalve de door [gedaagde] geleden schadepost, waarvoor Maersk c.s. aansprakelijk zijn; [gedaagde] maakt aanspraak op verrekening van haar eventuele schuld aan Maersk c.s. met haar vordering ter hoogte van dit schadebedrag;
- het verweer van [gedaagde] heeft
- het verweer van [gedaagde] heeft
- het verweer van [gedaagde] heeft
- zoals Maersk c.s. ook erkennen, heeft [gedaagde] ten minste een bedrag van € 1.027.107,10 voldaan aan Maersk c.s., dat [gedaagde] derhalve niet (meer) verschuldigd is;
- op het gevorderde factuurbedrag strekt (ook) in mindering een door [gedaagde] op 9 november 2011 verrichte betaling van € 2.500,00, welk bedrag [gedaagde] derhalve niet (meer) verschuldigd is;
- bovendien is met Maersk c.s. overeengekomen dat zij een bedrag van € 4.787,00 zouden crediteren wegens ladingschade waarvoor zij aansprakelijk zijn ter zake van de volgende containers: 1 container Maersk Bintan MWCU6938253 en 1 container Safmarine Bayete MWMU6342006, die vervolgens is overgeladen in container MWCU6792071; het gaat hier om ladingschade vanwege het gebruiken van koelgas met een verkeerde samenstelling;
- daarnaast kan Maersk c.s. geen aanspraak maken op de gevorderde (wettelijke handels)rente en buitengerechtelijke incassokosten.
primair:
€ 45.268,11, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van indiening van deze conclusie van eis in reconventie tot de dag van de algehele voldoening,
€ 339.142,-- aan schadevergoeding, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie tot de dag van de algehele voldoening;
€ 143.930,00 uit hoofde van nakoming van overeenkomst, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie tot de dag van de algehele voldoening;
€ 2.500,00 uit hoofde van onverschuldigde betaling althans ongerechtvaardigde verrijking, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2011, althans de dag vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie, tot de dag van de algehele voldoening;
€ 17.121,86 uit hoofde van nakoming van overeenkomst, althans onverschuldigde betaling, althans ongerechtvaardigde verrijking, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2012, althans vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie, tot de dag van de algehele voldoening;
€ 62.065,41 uit hoofde van nakoming van overeenkomst, althans schadevergoeding, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2011, althans vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie, tot de dag van de algehele voldoening;
€ 4.787,00 uit hoofde van nakoming van overeenkomst althans schadevergoeding, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2011, althans vanaf de dag van indiening van de conclusie van eis in reconventie, tot de dag van de algehele voldoening;
- ervan uitgaande dat alle verweren van [gedaagde] in conventie door de rechtbank worden gehonoreerd, vordert [gedaagde]
primaireen bedrag van € 45.268,11; dat is namelijk het bedrag dat Maersk c.s. per saldo verschuldigd zijn aan [gedaagde];
subsidiairde dienaangaande in haar reconventionele petitum opgenomen bedragen, ter onderbouwing waarvan zij verwijst naar de argumenten die zij in conventie tot haar verweer aanvoert.
- [gedaagde] licht niet toe hoe haar in conventie geformuleerde vorderingen leiden tot vorderingen in reconventie;
- er is geen sprake van dat Maersk c.s. zouden hebben toegezegd een bedrag van € 4.787,00 aan [gedaagde] te crediteren wegens ladingschade vanwege het gebruiken van koelgas met een verkeerde samenstelling; voor deze ladingschade zijn Maersk c.s. niet aansprakelijk; Maersk c.s. wensen overigens ter comparitie van [gedaagde] en Urud’or te vernemen of [gedaagde] ter zake van deze post niet (ook) al vergoed is door Urud’or of door de verzekeraars van Urud’or;
- Maersk c.s. betwisten de stellingen van [gedaagde] dat de tarieven zoals die tussen Urud’or en Maersk c.s. zijn overeengekomen onjuist of oneerlijk zijn;
- daarnaast beroepen Maersk c.s. zich op de vervaltermijn ex Clause 9 en Clause 10 van de cognossementsvoorwaarden, zodat [gedaagde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.
subsidiair:(a) tot betaling aan [gedaagde] tegen kwijting van een bedrag ad € 339.142,--, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening,
(b) tot betaling aan [gedaagde] tegen kwijting van een bedrag ad € 62.065,41, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening,
en
meer subsidiair:(a) tot betaling aan [gedaagde] tegen kwijting van een bedrag ad € 143.930,00 uit hoofde van contractuele nakoming, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening,
en
(b) tot betaling aan [gedaagde] tegen kwijting van de kosten van het geding in deze vrijwaringprocedure, te vermeerderen met de nakosten, forfaitair te begroten, alsmede de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
(c) tot betaling aan [gedaagde] tegen kwijting van een bedrag ad € 433.206,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag ad € 100.176,00 vanaf 1 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag ad € 333.030,00 vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
- voor zover [gedaagde] in de hoofdzaak zou worden veroordeeld om (vervoers)kosten te voldoen aan Maersk c.s., heeft [gedaagde] een (regres)vordering op Urud’or;
- gelet op het leveringsbeding C&F in de koopovereenkomst die [gedaagde] met Urud’or heeft gesloten komt de vracht (de vervoerskosten) voor rekening van Urud’or; waar het gaat om door [gedaagde] aan Maersk c.s. betaalde vracht, geldt dat Urud’or op grond van haar overeenkomst met [gedaagde] gehouden is deze kosten te restitueren aan [gedaagde];
- [gedaagde] is jegens Urud'or niet meer verschuldigd dan de daadwerkelijke marktconforme vervoerskosten;
- Urud'or en Maersk c.s. hebben [gedaagde] willen doen geloven dat de vervoerskosten
USD 4.600,00 respectievelijk USD 4.200,00 per container bedroegen, terwijl de daadwerkelijke vervoerskosten veel lager waren; Urud'or heeft de met Maersk c.s. gemaakte afspraken om de prijs kunstmatig te verhogen bewust verzwegen;
- Urud'or heeft [gedaagde] opzettelijk benadeeld; zij heeft welbewust meegewerkt aan deze ‘fraude’; Urud'or handelt hiermee onrechtmatig jegens [gedaagde] en is gehouden de door [gedaagde] geleden schade te vergoeden;
- er is sprake van bedrog (in de zin van artikel 3:44 BW);
Upon expiration of this Contract, Carrier will award Shipper a deferred rebate reward for volume shipped under this contract according to the following agreed procedure: DFR = USD 500 / FFE); Urud’or heeft welbewust meegewerkt aan het kunstmatig verhogen van de prijs door dit later door Maersk c.s. aan Urud’or uit te keren bedrag in de prijs te verwerken; voor zover [gedaagde] mocht worden veroordeeld om enig bedrag te voldoen aan Maersk c.s., komt dat feitelijk neer op veroordeling van [gedaagde] om deze kunstmatige prijsverhoging van USD 500,00 per container aan Maersk c.s te voldoen; Maersk c.s. zullen op hun beurt deze ‘rebate’ aan Urud’or uitkeren; in geval van toetreding door [gedaagde] tot de tussen Urud’or en Maersk c.s gesloten vervoerovereenkomst(en) en gehoudenheid van [gedaagde] tot voldoening van de vervoerskosten heeft zij ook recht op deze ‘rebate’ van USD 500,00 per container, omdat deze ‘rebate’ behoort tot deze door Urud’or met Maersk c.s. gesloten vervoerovereenkomsten; in totaal zijn er 389 containers verscheept, zodat Urud’or in ieder geval een totaalbedrag van USD 194.500,00 (389 x USD 500,00), welk dollarbedrag neerkomt op € 143.930,00; Urud’or heeft ook erkend dat zij deze ‘rebate’ aan [gedaagde] verschuldigd is;
- tussen C&F-verkoper Urud'or en -koper [gedaagde] is overeengekomen dat de zeevracht voor rekening van Urud'or komt maar dat de betaling hiervan via [gedaagde] verloopt; daartoe heeft Urud'or aan Maersk c.s. verzocht ‘freight collect’-cognossementen uit te geven;
- in de C&F-prijs zijn dus de basiskosten van vervoer tot aan de loshaven inbegrepen; dat betekent dat de verkoper het risico draagt van eventuele prijsschommelingen op de vrachtmarkt; doorgaans rekent de verkoper de vracht met de vervoerder af; de praktijk tussen Urud'or en [gedaagde] was echter anders, namelijk als volgt:
- Urud’or sloot de vervoerovereenkomst met de zeevervoerder, maar vroeg om afgifte van ‘freight collect’-cognossementen; bij aflevering van de gekochte zaken rekende [gedaagde] met de zeevervoerder af; omdat [gedaagde] aldus de vracht - die in de C&F-koopprijs was opgenomen - zelf betaalde, werd deze in mindering gebracht op de factuur die zij van Urud'or kreeg; de verkoopfacturen van Urud’or vermelden om die reden een prijs ‘FOB Montevideo’ in plaats van een prijs ‘C&F Rotterdam’; uitgangspunt bleef echter steeds de overeengekomen C&F-prijs: [gedaagde] betaalde uiteindelijk niet meer dan die overeengekomen prijs, zij het dat zij een deel daarvan, de zeevracht, rechtstreeks aan de zeevervoerder betaalde; de ‘optelsom’ van de ‘FOB Montevideo’-prijs en de vracht is gelijk aan de ‘C&F Rotterdam’-prijs;
- [gedaagde] miskent het karakter van het ‘C&F’-beding, namelijk dat op grond van dit beding de vervoerskosten in de koopprijs zijn inbegrepen; indien [gedaagde] om welke reden dan ook minder vracht aan Maersk c.s. verschuldigd zou zijn, dient dat verschil ten goede te komen aan Urud’or;
kunneninformeren; overigens betekent dit ook dat de prijsafspraken tussen Urud’or en Maersk c.s. een uitsluitend toekomstige omstandigheid in de zin van artikel 6:228 lid 2 BW betreffen, hetgeen in de weg staat aan een beroep op dwaling; van bedrog is in de verste verte geen sprake; niet alleen voor haar beroep op bedrog maar ook voor haar beroep op dwaling heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld; bij dit alles komt nog dat [gedaagde] in het petitum van de dagvaarding geen (partiële) vernietiging van de overeenkomst vordert, terwijl zij de overeenkomst ook niet buitengerechtelijk heeft vernietigd; ten slotte wordt niet duidelijk welk deel van de overeenkomst het onderwerp zou zijn van de partiële vernietiging en waarom het gevolg van die partiële vernietiging zou zijn dat Urud’or enig bedrag aan [gedaagde] zou zijn verschuldigd; ook hier geldt dat uit de eigen stellingen van [gedaagde] volgt dat zij in elk geval geen schade heeft geleden;
€ 4.787,00.
,te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als volgt:
- ook na het onderhavige dispuut tussen partijen over de vracht en de vaststellingsovereenkomst waarmee aan dit dispuut een einde is gemaakt zijn partijen met elkaar zaken blijven doen; zo heeft [gedaagde] bij overeenkomsten van 4 april 2013 fruit gekocht van Urud’or;
- ondanks haar gehoudenheid daartoe heeft [gedaagde] zes van de terzake van die overeenkomsten door Urud’or verzonden facturen (prod. 6 van Urud’or) onbetaald gelaten tot een bedrag van in totaal € 348.614,41;
4.15. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Urud’or, met veroordeling van Urud’or in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
- [gedaagde] betwist nog enig bedrag aan Urud’or ingevolge de hier aan de orde zijnde koopovereenkomsten verschuldigd te zijn;
€ 294.764,09;
€ 100.176,00 aan [gedaagde] verschuldigd; [gedaagde] beroept zich op haar recht om ook met deze vordering de aan Urud’or verschuldigde koopprijs te verrekenen.
Eveneens is als onbetwist komen vast te staan dat door deze toetreding tot de vervoerovereenkomst [gedaagde] steeds gehouden was tot betaling van vracht ter zake van dit vervoer aan Maersk c.s., voor zover uit het desbetreffende cognossement bleek dat als betaalwijze van de vracht ‘
freight collect’ gold.
Ten slotte is niet in geschil dat op alle vrachtfacturen waarvan Maersk c.s. in deze zaak betaling vorderen deze betaalwijze ‘
freight collect’ van toepassing is.
set-off) van verschuldigde vracht met een andere vordering is volgens deze bepaling niet toegestaan. Als onbetwist is komen vast te staan dat deze cognossementsbepaling van toepassing is op de door Urud’or met Maersk gesloten vervoerovereenkomsten waartoe [gedaagde] als cognossementshoudster op de hierboven vermelde wijze is toegetreden. Deze bepaling staat derhalve in de weg aan verrekening door [gedaagde] van haar aan Maersk c.s. verschuldigde vracht met eventuele vorderingen op Maersk c.s.
Nu in Clause 26 van de cognossementsvoorwaarden, waar Maersk c.s. een beroep op doen, een rechtskeuze is neergelegd voor Engels recht (
[.] the bill of lading shall be governed by and construed in accordance with English law [.]), betekent dit dat de verschuldigdheid van de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten moet worden beoordeeld naar Engels recht. De rechtbank kan [gedaagde] niet volgen in haar redenering dat de rechtskeuze in Clause 26 gekoppeld is aan de hierin eveneens vastgelegde forumkeuze voor de Engelse
High Court of Justice; ook wanneer een geschil als bedoeld in Clause 26 aanhangig is gemaakt voor de Nederlandse rechter, is derhalve ingevolge deze cognossementsbepaling Engels recht van toepassing.
Gelet op de valuta waarin blijkens de in het geding gebrachte facturen betaling is gevorderd en de plaats van betaling wordt de rentevoet beheerst door Nederlands recht. Zoals Maersk c.s. met recht betogen, is hier sprake van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, hetgeen betekent dat [gedaagde] de wettelijke handelsrente als bedoeld in dat artikel verschuldigd is.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een eenzijdige mededeling op een na het sluiten van de overeenkomst verzonden factuur die onredelijk bezwarend is voor [gedaagde] terwijl [gedaagde] niet een redelijke mogelijkheid is geboden om van deze algemene voorwaarden kennis te nemen. Op grond van artikel 6:233 BW, welke voorrangsregel ingevolge de
scope rulevan artikel 6:247 BW in het onderhavige geval van toepassing is, slaagt het vernietigingsberoep van [gedaagde] dan ook. Dit leidt ertoe dat op de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten in deze zaak Engels recht van toepassing is. Maersk c.s. hebben evenwel niet voldaan aan hun stelplicht waarom [gedaagde] in deze zaak naar Engels recht buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zou zijn. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
5.14. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Maersk c.s. worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 76,71
- vastrecht € 3.715,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x tarief € 2000,00)totaal € 7.791,71.
9.Notice of Loss, Time BarUnless notice of loss or damage and the general nature of such loss or damage be given in writing to the Carrier or his agents at the Place of Delivery (or Port of Discharge if no Place of Delivery is named in the reverse hereof) before or at the time of removal of the Goods into the custody of the Merchant or if the loss or damage is not apparent within three days thereafter, such removal shall be prima facie evidence of the delivery by the Carrier of the Goods as described in this bill of lading. In any event, the Carrier shall be discharged from all liability whatsoever in respect of the Goods unless suit is brought within one year after their delivery or the date when they should have been delivered.10. Defences and Limits for the CarrierThe Terms and Conditions of whatever nature provided for in this bill of lading shall apply in any action against the Carrier for any loss or damage whatsoever and howsoever occurring (and, without restricting the generality of the foregoing, including delay, late delivery and/or delivery without surrender of this bill of lading) and whether the action be founded in contract, bailment or in tort and even if the loss or damage arose as a result of unseaworthiness, negligence or fundamental breach of contract.
B (€ 143.930,00) en F (€ 4.787,00). Deze vorderingen zijn dan ook vervallen, althans verjaard, en zullen dus worden afgewezen.
6.6. De beoordeling in de vrijwaringszaak (14-842)
in conventie
[gedaagde] heeft haar eis ter comparitie vermeerderd met een vordering van € 433.206,00 alsmede met de wettelijke handelsrente daarover. Dit is het bedrag waarvoor [gedaagde] schade zou hebben geleden als gevolg van het beweerdelijk niet nakomen door Urud’or van haar leveringsverplichtingen, zo volgt uit de hierboven onder 2.1 genoemde akte wijziging eis van [gedaagde].
is door deze rechtbank bij incidenteel vonnis van 30 april 2014 in de onderhavige hoofdzaak van Maersk c.s. tegen [gedaagde] toegelaten Urud’or in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] heeft vervolgens van deze aan haar verleende bevoegdheid gebruik gemaakt en bij dagvaarding vorderingen ingesteld tegen Urud’or die alle strekken tot vrijwaring van [gedaagde] van de aanspraken die Maersk c.s. in de hoofdzaak maken op [gedaagde]. Aan de eisvermeerdering, een vordering tot betaling van € 433.206,00, ligt geen rechtsverhouding ten grondslag op grond waarvan gedaagde in vrijwaring, Urud’or, als waarborg gehouden zou zijn tot betaling aan [gedaagde] als gewaarborgde. Voorts was deze nieuwe vordering niet uit de dagvaarding kenbaar, zodat Urud’or hierop niet voldoende heeft kunnen anticiperen. Deze eisvermeerdering komt derhalve in strijd komt met de goede procesorde, zodat zij buiten beschouwing zal worden gelaten.
6.3. (Onder meer) vanwege de buitenlandse vestigingsplaats van Urud’or heeft deze zaak een internationaal karakter. Daarom moet eerst de vraag beantwoord worden of deze rechtbank internationaal bevoegd is.
Urud’or, gedaagde in conventie, heeft in conventie de bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist. In conventie is de rechtbank dan ook bevoegd op grond van een stilzwijgende forumkeuze.
Hoe groter het verschil tussen het door [gedaagde] aan Maersk c.s. betaalde vrachttarief en het vrachtgedeelte van de ‘C&F Rotterdam’-prijs, des te lager de door Urud’or bij [gedaagde] gefactureerde ‘FOB Montevideo’-prijs. In zoverre betoogt Urud’or met juistheid dat de vracht uiteindelijk voor rekening van Urud’or kwam en niet voor rekening van [gedaagde].
Het bovenstaande betekent dat de hierboven onder 4.10 weergegeven stellingen van [gedaagde], met uitzondering van haar stellingen achter de laatste twee gedachtestreepjes onder 4.10, niet opgaan alsmede dat de rechtbank niet meer hoeft in te gaan op de door Urud’or gestelde vaststellingsovereenkomst met [gedaagde]. Kennelijk gaat het hier om een subsidiair verweer van Urud’or.
-vastrecht € 3.829,00
salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x tarief € 2.000,00)totaal € 7.829,00.
Ter onderbouwing van haar hier aan de orde zijnde verweer wijst [gedaagde] op haar producties 25 en 28. Zie randnummer 3.7 van haar conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis. Het gaat hier om een lijst van handelsprijzen van [gedaagde] respectievelijk een betalingsoverzicht. Zonder toelichting van [gedaagde], die ontbreekt, valt uit deze producties niet af te leiden dat [gedaagde] (ten hoogste) een bedrag van in totaal € 294.764,09 onbetaald heeft gelaten voor wat betreft de hier aan de orde zijnde facturen. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.
Gelet op de standpunten van partijen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het hier om een verrekeningsverweer gaat dat niet eenvoudig is vast te stellen in de zin van artikel 6:136 BW. Dit verrekeningsverweer faalt derhalve.
Ter onderbouwing van deze stellingen beroept [gedaagde] zich op de volgende passage uit het e-mailbericht van Urud’or aan [gedaagde] van 24 juli 2014 (prod. 29 van [gedaagde]):
Bij gebreke van andere verweren van [gedaagde] zal het resterende gedeelte van € 248.438,41
(€ 348.614,41 minus € 100.176,00) van de gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
7.De beslissing
€ 7.791,71;
€ 7.829,00;
901/1573