ECLI:NL:RBROT:2015:5146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
ROT 15-3628
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening en schorsing bestreden besluit inzake invoer weigering van rundvlees uit de Verenigde Staten

Op 30 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit twee partijen, hebben een verzoek ingediend tegen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) na de weigering van de invoer van een partij rundvlees uit de Verenigde Staten. De NVWA had deze weigering gebaseerd op volksgezondheidsredenen, waarbij werd gesteld dat het zegel van de container gemanipuleerd was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekers. Tevens is bepaald dat de NVWA het betaalde griffierecht van € 331,- en de proceskosten van € 980,- aan verzoekers dient te vergoeden.

De voorzieningenrechter overwoog dat de NVWA zijn bevoegdheid tot weigering van de invoer niet kon baseren op artikel 4, vierde lid, aanhef en onder a sub i, van de Richtlijn 97/78/EG, omdat er geen wettelijke grondslag voor het besluit aanwezig was. Verzoekers stelden dat er geen overeenstemmingscontrole en materiële controle was uitgevoerd, wat in strijd zou zijn met de geldende regelgeving. De voorzieningenrechter concludeerde dat de NVWA niet voldoende had aangetoond dat de producten niet voldeden aan de eisen van de communautaire wetgeving.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de volksgezondheid en de rechten van de verzoekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen gerede aanleiding was om te twijfelen aan de veiligheid en geschiktheid van de rundvleespartij, waardoor de weigering van de invoer niet gerechtvaardigd was. De uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, in aanwezigheid van griffier mr. H.C. de Wit-Mulder.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/3628
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster 1]te [plaats 1] , verzoekster 1,
[verzoekster 2], te [plaats 2] , verzoekster 2,
hierna tezamen aangeduid als verzoekers,
gemachtigde verzoekers: mr. ing. B.J.B. Boersma,
en

de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, verweerder,

gemachtigde: mr. J.W.R. Markhorst.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 30 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot en met zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekers;
  • bepaalt dat verweerder aan verzoekers het betaalde griffierecht van € 331,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,-, te betalen aan verzoekers.

Overwegingen

1.1.
Bij besluit van 11 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder vanwege redenen van volksgezondheid de invoer geweigerd van een partij rundvlees uit de Verenigde Staten van Amerika (VS). Daarbij is aangegeven dat de termijn waarbinnen de gelegenheid bestaat om de partij rechtstreeks over zee/via lucht naar een derde land te vervoeren 60 dagen na de dagtekening van het besluit is en dat na afloop van deze termijn de partij vernietigd zal worden.
1.2.
Aan dit besluit ligt ten grondslag dat bij inspectie bleek dat het zegel van de container waarin de partij rundvlees zich bevond, was gemanipuleerd.
2. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het bestreden besluit is gebaseerd op het bepaalde in artikel 4, vierde lid, aanhef en onder a sub i, van Richtlijn 97/78/EG van de Raad, in samenhang met artikel 2 van de Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen), waarbij ervan moet worden uitgegaan dat bij verbreking van een aangebracht zegel niet langer sprake is van overeenstemming tussen het zegel en (het nummer van) het begeleidende veterinaire certificaat. Daarnaast stelt verweerder dat zelfstandige betekenis toekomt aan plaatsing van het zegel op de container door de certificerend ambtenaar in de VS, omdat waarde toekomt aan diens inschatting van het risico van het product voor de volksgezondheid.
3. Verzoekers stellen - kort weergegeven - dat er geen wettelijke grondslag is voor het besluit en dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd om een overeenstemmingscontrole en een materiële controle uit te voeren.
4. Op grond van artikel 4, vierde lid, aanhef en onder a sub i, van de Richtlijn verricht de officiële dierenarts, met uitzondering van de in de artikelen 9 tot en met 15 bedoelde specifieke gevallen, een overeenstemmingscontrole van iedere partij om zich ervan te vergewissen dat de producten in overeenstemming zijn met de gegevens die zijn vermeld in de certificaten of documenten waarvan de partij vergezeld gaat. Enkele uitzonderingen daargelaten omvat deze controle: “wanneer de producten van dierlijke oorsprong in containers aankomen, controle of de verzegeling die de officiële dierenarts (of de bevoegde autoriteit) heeft aangebracht, indien de communautaire wetgeving zulks voorschrijft, intact is en of de daarop vermelde gegevens overeenstemmen met de gegevens op het begeleidend document of certificaat.”
5. Van het bestaan van een in deze bepaling bedoeld communautair voorschrift is niet gebleken. Verweerder kan zijn bevoegdheid tot weigering van de invoer dus niet baseren op artikel 4, vierde lid, aanhef en onder a sub i, van de Richtlijn. Ook is niet gebleken dat de VS en de Europese Unie een overeenkomst hebben gesloten die voorziet in - kortweg - een verzegelingsvereiste. Dat aan verzegeling door de certificerend ambtenaar in de VS waarde kan toekomen kan aan verweerder worden toegegeven, maar dit brengt nog niet met zich dat bij manipulatie van het zegel invoer dus geweigerd moet worden en iedere controle achterwege mag blijven.
6. Ter zitting is gebleken dat in het kader van de terugzending van de partij door verweerder een controle heeft plaatsgevonden die gelijkgesteld kan worden met een materiële controle bij invoer als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, van de Richtlijn. De bij de controle betrokken officiële dierenarts, dr. G. Reinholtz, heeft verklaard dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de producten in de partij niet voldoen aan de eisen van communautaire wetgeving en niet geschikt zouden zijn om te worden gebruikt voor de in het begeleidend certificaat aangegeven doeleinden.
Nu een wettelijke grond voor verweerders bevoegdheid om de invoer te weigeren ontbreekt, waardoor het bestreden besluit in strijd komt met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en artikel 2 van de Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen), terwijl er geen gerede aanleiding meer is voor twijfel aan de juistheid, inhoud en veiligheid van de partij, is er aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder dient aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht en de proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.C. de Wit-Mulder, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.