ECLI:NL:RBROT:2015:5176

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
3561693 CV EXPL 14-52677
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over bemiddelingsovereenkomst en mededelingsplicht in verkooptransactie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2015, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Centaur Cleaning B.V. en FPBC Rotterdam B.V. h.o.d.n. Pro-Ondernemer. Centaur heeft Pro-Ondernemer ingeschakeld voor de bemiddeling bij de verkoop van een schoonmaakbedrijf, maar stelt dat Pro-Ondernemer niet heeft voldaan aan de mededelingsplicht. Centaur vordert terugbetaling van een betaalde courtage van € 18.150,-, omdat Pro-Ondernemer ook voor de verkoper heeft gewerkt zonder dit te melden. De rechtbank oordeelt dat Pro-Ondernemer haar recht op courtage heeft verloren door het niet nakomen van de mededelingsplicht, zoals vastgelegd in de artikelen 7:425 e.v. BW. De rechtbank wijst de vordering van Centaur toe en veroordeelt Pro-Ondernemer tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de mededelingsplicht geldt ongeacht of er daadwerkelijk een belangenconflict is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3561693 / CV EXPL 14-52677
uitspraak: 19 juni 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
CENTAUR CLEANING B.V.,
gevestigd te Wateringen,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. L. de la Parra te Katwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
FPBC ROTTERDAM B.V. h.o.d.n. PRO-ONDERNEMER,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “Centaur” respectievelijk “Pro-Ondernemer” genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 23 oktober 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis d.d. 22 januari 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast.
1.2.
De comparitie van partijen is gehouden op 9 april 2015. Beide partijen zijn daarbij verschenen en hebben hun standpunten mondeling (nader) toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigden. Mr. De la Parra heeft gebruik gemaakt van pleitnotities, die onderdeel uitmaken van de gedingstukken. Van het ter zitting verhandelde, is door de griffier aantekening gehouden. De kantonrechter heeft vervolgens vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Pro-ondernemer drijft een onderneming die zich hoofdzakelijk bezig houdt met advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering.
Centaur houdt zich bezig met schoonmaakdiensten. Zij heeft de vennootschap onder firma Schoonmaakbedrijf [de VOF]. gekocht (hierna: [de VOF]), welke vennootschap per
1 mei 2013 is opgegaan in Centaur.
2.2
De koopovereenkomst waarbij [de VOF] aan Centaur is verkocht, is tot stand gekomen na bemiddeling door Pro-Ondernemer. Daartoe heeft [de VOF] (opdrachtgever) op 28 november 2012 een ‘overeenkomst bemiddeling bij verkoop’ gesloten met Pro-Ondernemer.
2.3
In die bemiddelingsovereenkomst is -voor zover relevant- het volgende bepaald:
“(…)
4. Opdrachtgever geeft hierbij opdracht tot het selecteren en aandragen van één of meerdere kandidaat koper(s) voor de verkoop van de onderneming: Schoonmaakbedrijf [de VOF] VOF.
(…)
6. Indien de verkoop van de onderneming /bedrijfsactiviteit tot stand komt is opdrachtgever courtage aan Pro-Ondernemer verschuldigd.
7. De vaste courtage bedraagt € 7.500,00 ongeacht de verkoopprijs. (…)”
2.4
Ten behoeve van de tot stand te brengen verkoop heeft Pro-Ondernemer (ook) voor Centaur werkzaamheden verricht. In dat verband schrijft de heer [G.] van Pro-Ondernemer in een e-mail d.d. 14 januari 2013 aan de heer [E.] van Centaur (onder meer) het volgende:
“(…) Deze stap van vraagprijs € 250.000,- naar bovenstaand voorstel met earn-out heeft wel als gevolg dat een gedeelte van de verkoopcourtage door familie [de VOF] wordt betaald en een deel door de koper. Concreet betekent dit dat we de koper een bedrag van € 7.500,- + BTW in rekening brengen, te voldoen bij overname. (…)”
2.5
Vervolgens heeft Pro-Ondernemer na de afwikkeling van de koop/verkoop zowel bij
[de VOF] als bij Centaur een bedrag van € 9.075,- (courtage van € 7.500,- +/+ € 1.575,- aan BTW) in rekening gebracht, welke bedragen ook door [de VOF] en Centaur zijn voldaan.

3.Het geschil

3.1
Centaur heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad -kort gezegd-
Pro-Ondernemer te veroordelen tot betaling van € 18.150,- (incl. BTW) althans € 15.000,- (excl. BTW), vermeerderd met rente en kosten als in de dagvaarding omschreven.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Centaur aan haar eis -verkort weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd. Pro-Ondernemer heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Zij heeft voorafgaand aan de verkooptransactie twee heren gediend. Daarvan had zij mededeling moeten doen. Op Pro-Ondernemer rustte de verplichting [de VOF] in kennis te stellen van het gegeven dat zij ook voor de verkoper/Centaur werkzaamheden heeft verricht en eenzelfde courtage in rekening heeft gebracht en betaald heeft gekregen. Dat heeft zij nagelaten. De e-mail als hiervoor aangehaald onder r.o. 2.4. is niet (ook) naar [de VOF] verzonden en daarin suggereert
Pro-Ondernemer ook dat de courtage een verkoopvoorwaarde is. Door daarover geen openheid van zaken te hebben gegeven, heeft zij haar recht op courtage verspeeld.
Centaur vordert het door haar betaalde bedrag terug wegens onverschuldigde betaling. Voorts vordert Centaur ook de door [de VOF] betaalde courtage, nu laatstgenoemde onder algemene titel is opgegaan in Centaur. Subsidiair vordert Centaur terugbetaling van de courtage wegens ongerechtvaardigde verrijking dan wel wegens onrechtmatig handelen.
Centaur heeft buitengerechtelijke werkzaamheden ten belope van een bedrag van
€ 956,50 moeten verrichten die -ingevolge de wet- voor vergoeding door Pro-Ondernemer in aanmerking komen. Tot slot heeft Centaur aanspraak gemaakt op wettelijke (handels)rente en op een vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten.
3.3
Pro-Ondernemer heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Het verweer laat zich als volgt samenvatten.
Voor wat betreft [de VOF] is de courtage een uitvloeisel van de verplichting tot betaling daarvan, zoals is vastgelegd in de afspraken die zijn gemaakt tussen [de VOF] en
Pro-Ondernemer. Daarnaast en los daarvan hebben Centaur en Pro-Ondernemer op
19 april 2013 (na daartoe onderhandelingen te hebben gevoerd) een zogeheten ‘overeenkomst bemiddeling bij aankoop’ gesloten. Daarin is vastgelegd dat Centaur een bedrag van € 7.500,- excl. BTW aan courtage verschuldigd is aan Pro-Ondernemer, ingeval laatstgenoemde erin slaagt de aankoop van een (schoonmaak)bedrijf tot stand te brengen. Die overeenkomst is een uitvloeisel van het feit dat Pro-Ondernemer veel meer werkzaamheden moest verrichten dan aanvankelijk was ingecalculeerd. Met andere woorden, tussen partijen is overeengekomen dat en hoeveel courtage Centaur moest betalen. De beide betalingen zijn te kwalificeren als de nakoming van een overeenkomst. Bovendien kan Centaur de betaling door [de VOF] niet vorderen, omdat geen sprake is geweest van een (rechtsgeldige) cessie van die vordering. Tot slot wordt nog afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

4.De beoordeling

4.1
Het debat tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of Pro-Ondernemer door haar handelwijze haar rechten op (dubbele) courtage heeft verloren. In dat verband heeft Centaur ter zitting haar rechtsgronden aangevuld en daarbij een beroep gedaan op het wettelijk kader als vastgelegd in de artikelen 7:425 e.v. BW, betreffende de bemiddelingsovereenkomst.
4.2
De kantonrechter overweegt allereerst dat de onderhavige overeenkomst onder het bereik van de bemiddelingsovereenkomst valt, als omschreven in artikel 7:425 BW (de overeenkomst van opdracht waarbij de opdrachtnemer zich tegenover de opdrachtgever verplicht als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een overeenkomst tussen de opdrachtgever en een derde). Dat gegeven brengt met zich dat krachtens de schakelbepaling van artikel 7:427 BW, de artikelen 7:417 en 418 BW eveneens van toepassing zijn.
Artikel 7:417 (het zogeheten “dienen van twee heren”) en artikel 7:418 BW (een vangnetbepaling ter zake elke andere vorm van belangenverstrengeling) leiden voor de bemiddelaar tot een mededelingsplicht. Deze vangnetbepaling laat zich gelden zodra de bemiddelaar direct of indirect belang heeft bij de totstandkoming van de rechtshandeling. Het gaat daarbij volgens de wetgever om het enkele bestaan van conflicterende belangen die kunnen meebrengen dat de belangen van de opdrachtgever onvoldoende worden behartigd en waarvan hij in kennis moet worden gesteld, zodat hij dat in zijn opdracht aan de bemiddelaar kan incalculeren. Het woord “belang” dient ruim te worden uitgelegd.
Het is vervolgens aan de opdrachtgever om -na openheid van zaken te hebben verkregen-,
te beoordelen of zich een belangenconflict voordoet dat aan een optimale behartiging van zijn belang door de bemiddelaar zou kunnen afdoen. De mededelingsplicht geldt dus onafhankelijk van het antwoord op de vraag of het eigen belang van de bemiddelaar daadwerkelijk in strijd is met de belangen van de opdrachtgever (zie in dit verband ook
HR 6 april 2007, LJN AZ5440). Kortom, de kennisgevingsplicht geldt steeds, het is aan de opdrachtgever om te bezien of het belang voor hem relevant is. De sanctie op het schenden van voornoemde mededelingsplicht is eenduidig en van dwingend recht: de bemiddelaar verliest zijn recht op loon/courtage.
4.3
Als onweersproken staat vast dat Pro-Ondernemer aanvankelijk in de positie van bemiddelaar/opdrachtnemer aan de zijde van [de VOF] verkeerde, om vervolgens (daarnaast) aan de zijde van Centaur als bemiddelaar/adviseur op te treden en courtage te bedingen.
Die schriftelijke afspraak tussen Pro-Ondernemer en Centaur (ongeacht de omvang/inhoud van de werkzaamheden van Pro-Ondernemer) is niet in overeenstemming met haar rol van bemiddelaar/opdrachtnemer die zij reeds had ingenomen jegens [de VOF].
Pro-Ondernemer had namelijk al de opdracht aanvaard om als belangenbehartiger van
[de VOF] op te treden, tegen betaling. In die omstandigheden ligt een mededelingsplicht van
Pro-Ondernemer, als hiervoor omschreven, besloten. Concreet betekent dit dat zij aan
[de VOF] (verkoper) had moeten melden dat zij (ook) voor de koper (Centaur dus) bemiddelingswerkzaamheden tegen betaling heeft verricht. De exacte aard van die werkzaamheden en de vraag of dat van invloed is geweest op de verkoopprijs en/of andere voorwaarden kan daarbij in het midden blijven, nu dat aan die kennisgevingsplicht niet afdoet. Uit het debat tussen partijen en de in het geding overgelegde stukken is niet gebleken dat een dergelijke mededeling is gedaan en/of dat [de VOF] op andere wijze in kennis is gesteld. Door zulks na te laten heeft Pro-Ondernemer bijgevolg haar recht op courtage verloren, zowel de courtage die is betaald door [de VOF] als door Centaur.
Nu voorts [de VOF], zo is tussen partijen niet weersproken, na de verkooptransactie volledig is opgegaan in Centaur is laatstgenoemde (als rechtsopvolgster onder algemene titel) gerechtigd eveneens de door [de VOF] betaalde courtage terug te vorderen.
Een en ander betekent dat de gevorderde hoofdsom groot € 18.150,- (incl. BTW) hierna zal worden toegewezen. Ook de daarover gevorderde handelsrente ligt (als op de wet gegrond en niet weersproken) voor toewijzing gereed.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet, althans onvoldoende onderbouwd is gesteld dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, waarvoor de in artikel 237 e.v. Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.5
Tot slot wordt Pro-Ondernemer als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het Centaur vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 Rv.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Pro-Ondernemer om aan Centaur te betalen € 18.150,- (incl. BTW), vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 26 april 2013,
tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Pro-Ondernemer in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Centaur vastgesteld op € 1.016,80 aan verschotten (waarvan € 923,- aan griffierecht en
€ 93,80 aan dagvaardingskosten) en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
(741)