In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 juli 2015 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de betrokkenheid van de moeder. De moeder werkt weliswaar samen met de hulpverlening, maar er zijn ernstige zorgen over schoolverzuim, gedragsproblemen en de algehele situatie van de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veelvuldig schoolverzuim is en dat de moeder, ondanks haar samenwerking met de hulpverlening, niet in staat is om de noodzakelijke structuur en duidelijkheid te bieden die de kinderen nodig hebben. De moeder heeft aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulpverlening alleen kan voortduren binnen het kader van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek enige tijd onderbroken om deskundigen te raadplegen over de gevolgen van afwijzing of aanhouding van het verzoek.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling uit te spreken, ondanks de constatering dat de moeder al enige tijd meewerkt met de hulpverlening. De ondertoezichtstelling is uitgesproken voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 20 juli 2015, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en benadrukt dat de huidige hulpverlening niet kan voortzetten zonder de ondertoezichtstelling.