ECLI:NL:RBROT:2015:5643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
C/10/467809 / HA ZA 15-56
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in notariële stukken met betrekking tot schenking en geheimhoudingsplicht

In deze zaak vordert eiser, na eisvermindering, dat de notaris op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afschriften verstrekt van bescheiden die betrekking hebben op de schenking(en) die zijn ex-echtgenote tussen 1996 en 2001 heeft ontvangen. Eiser stelt dat hij deze informatie nodig heeft, omdat zijn ex-echtgenote weigert om hem hierover te informeren. De notaris verzet zich tegen deze vordering en beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht, zoals vastgelegd in artikel 843a Rv, lid 3, en artikel 22 van de Wet op het notarisambt.

De rechtbank oordeelt dat het verweer van de notaris slaagt. De rechtbank wijst erop dat de geheimhoudingsplicht van de notaris van groot belang is en dat deze niet kan worden doorbroken enkel omdat eiser geen andere informatie kan verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de gevraagde informatie op geen enkele andere manier kan verkrijgen. Bovendien is het niet vanzelfsprekend dat de notaris verplicht is om informatie te verstrekken, zelfs niet als hij de enige is die deze informatie bezit.

De rechtbank concludeert dat de vordering van eiser moet worden afgewezen. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de notaris, die op € 1.517,00 worden begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij op 8 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/467809 / HA ZA 15-56
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.M. Bouwmeester,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] , h.o.d.n. [gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.P.O. Ruysch.
Partijen zullen hierna [eiser] en de notaris genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift strekkende tot exhibitie ex artikel 834a Rv, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de beschikking van 7 januari 2015 ex artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
  • het tussenvonnis van 15 april 2015, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 mei 2015;
  • het schrijven van mr. Bouwmeester van 8 juni 2015 waaraan een reactie van [eiser] op het proces-verbaal is gehecht;
  • het schrijven van mr. Ruysch van 9 juni 2015 waarin is vermeld dat er geen behoefte is aan een inhoudelijke reactie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1.
[eiser] is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest met mevrouw [persoon1] . Bij beschikking van 6 november 2003 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voormelde echtscheidingsbeschikking is op 16 maart 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij beschikking van 2 juni 2006 heeft de rechtbank de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen ex-echtgenoten verdeeld. Deze beschikking is op 12 december 2007 door het gerechtshof ’s-Gravenhage gedeeltelijk vernietigd en de verdeling is bij diezelfde beschikking opnieuw vastgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na eisvermindering ter comparitie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen dat de notaris op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) afschriften verstrekt van bescheiden die betrekking hebben op de schenking(en) die tussen 1996 en 2001 zijn ontvangen door [persoon1] , geboren te Berkel en Rodenrijs op 20 september 1970, binnen één maand na het wijzen van dit vonnis danwel een andere in goede justitie te bepalen termijn, met veroordeling van de notaris in de kosten van de procedure.
3.2.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv van de notaris afgifte van de bescheiden die betrekking hebben op de schenking(en) die zijn ex-echtgenote van haar ouders heeft ontvangen in de periode dat zij waren gehuwd. [eiser] heeft zijn vordering als volgt onderbouwd. Aan het begin van 1998 heeft zijn toenmalige echtgenote aan [eiser] verteld dat zij met haar ouders en haar zuster naar de notaris is gegaan in verband met een schenking die zijn toenmalige schoonouders aan hun dochters zouden (gaan) verrichten. Deze schenking is echter ten onrechte niet in de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap betrokken. Nu zijn ex-echtgenote weigerachtig is om hem enige informatie over deze schenking(en) te verstrekken en [eiser] op geen enkele andere wijze informatie hierover kan vergaren, dient de notaris inzicht te geven in alle informatie die hij ter beschikking heeft over voormelde schenking(en).
4.2.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het meest verstrekkende verweer van de notaris is dat hij op grond van het derde lid van artikel 843a Rv niet gehouden is om aan deze vordering te voldoen omdat hij uit hoofde van zijn ambt als notaris tot geheimhouding is verplicht.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer slaagt en dat de vordering derhalve dient te worden afgewezen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 843a Rv, derde lid, luidt als volgt:

Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde ter zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.
Een notaris heeft op grond van het bepaalde in artikel 22 Wet op het notarisambt een geheimhoudingsplicht en heeft ex artikel 165 lid 2 Rv een functioneel verschoningsrecht. Om die reden behoeft hij niet mee te werken aan het verschaffen van een afschrift, uittreksel of inzage van stukken.
4.4.
Voor zover [eiser] heeft betoogd dat er in het onderhavige geval sprake is van een belangenafweging die ten gunste van hem dient uit te vallen, overweegt de rechtbank dat [eiser] ter comparitie – desgevraagd – niet heeft kunnen onderbouwen waaruit volgt dat, indien tegen een geheimhouder een vordering ex artikel 843a Rv wordt ingesteld, een belangenafweging dient plaats te vinden. Voorts overweegt de rechtbank, dat ook de andere door [eiser] opgeworpen bezwaren niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Ten eerste is niet komen vast te staan dat [eiser] de door hem opgevraagde informatie op geen enkele andere wijze zou hebben kunnen verkrijgen. De notaris heeft onweersproken gesteld dat de ex-echtgenote, noch haar zuster, nog niet als getuige onder ede zijn gehoord. Ter comparitie heeft [eiser] desgevraagd bij monde van zijn advocaat verklaard dat een vordering uit hoofde van 843a Rv niet tegen zijn ex-echtgenote, maar tegen de notaris is ingesteld omdat zijn ex-echtgenote schriftelijk heeft geweigerd om inzage te verstrekken. Echter, ook de notaris heeft schriftelijk geweigerd tot inzage van de opgevraagde informatie, doch [eiser] heeft de onderhavige procedure desalniettemin tegen de notaris ingesteld. Daar komt bij dat zelfs indien zou komen vast te staan dat de informatie op geen enkele andere wijze zou kunnen worden verkregen, dit niet automatisch met zich brengt dat de notaris de informatie dient te verstrekken. Indien dat het geval zou zijn, dan zou in elke situatie waarin alleen de notaris beschikt over bepaalde informatie, de geheimhoudingsplicht geen waarde hebben. Dit staat haaks op de bedoeling van de wetgever, die het van groot belang acht dat een ieder de mogelijkheid heeft om vrijelijk een vertrouwenspersoon te raadplegen, zonder vrees voor openbaarmaking van hetgeen aan die vertrouwenspersoon in die hoedanigheid wordt toevertrouwd.
4.5.
Voor zover [eiser] heeft betoogd dat de notaris wellicht een beroepsfout heeft gemaakt omdat hij ten onrechte – gelet op het bepaalde in artikel 1:88 BW – [eiser] niet bij de schenking heeft betrokken en [eiser] vervolgens heeft gesteld dat deze beroepsfout van belang is bij de belangenafweging, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1:88 BW beoogt echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het voorwerp van de rechtshandeling of de aard daarvan benadelend zijn of een groot financieel risico met zich brengen. Op grond van artikel 1:88 lid b BW behoeft een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot voor
het doen vanbovenmatige giften. De (ex-)echtgenote van [eiser] deed echter geen schenking, doch heeft – volgens [eiser] – een bovenmatige gift ontvangen. Hierop is artikel 1:88 lid b BW niet van toepassing: de (ex-)echtgenote is immers niet de schenker, doch de begiftigde. De stelling van [eiser] dat op grond van het bepaalde in artikel 1:88 BW ook aan de echtgenoot van een begiftigde toestemming zou moeten worden gevraagd, zou ook geenszins stroken met de hiervoor uiteengezette ratio van de bepaling.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering integraal dient te worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de notaris worden begroot op:
- griffierecht 613,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 1.517,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015.
2053/2309