ECLI:NL:RBROT:2015:5683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
476661 / HA RK 15-427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding over jeugdzorg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 juni 2015 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een kort geding tegen de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De verzoeker stelde dat de rechter, mr. C.G. van de Grampel, partijdig was vanwege haar lidmaatschap van de Soroptimistclub Voorburg-Rijswijk e.o. en eerdere uitlatingen in de media over jeugdzorg. De wrakingskamer oordeelde dat het enkele lidmaatschap van de serviceclub, zonder bijkomende feiten of omstandigheden, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter een vooringenomenheid jegens de verzoeker koesterde. Ook de uitlatingen van de rechter in een artikel van dagblad Trouw uit 2005 over jeugdstrafrecht werden niet als voldoende bewijs van partijdigheid beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had geen overtuigende argumenten aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een ander oordeel konden leiden en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/476661 / HA RK 15-427
Beslissing van 17 juni 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. C. G. van de Grampel, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team familie 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeker heeft als eiser een vordering in kort geding ingesteld tegen de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (voorheen Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de heer en mevrouw [naam]. Het kort geding zou worden behandeld door de rechter als voorzieningenrechter op 22 mei 2015 (procedure met kenmerk: 10/474662/KG ZA 15-429.
Voorafgaand aan de zitting van 22 mei 2015 heeft verzoeker bij fax van 21 mei 2015 te 17:39 uur wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde (niet gehouden) zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij ongedateerde brief.
Op 25 mei 2015 is namens verzoeker een aanhoudingsverzoek bij de griffier van de wrakingskamer binnengekomen, omdat verzoeker ten tijde van de bepaalde zittingsdatum, te weten 27 mei 2015, in het buitenland zou verblijven. Het aanhoudingsverzoek is ingewilligd.
Ter zitting van 3 juni 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de rechter en mr. E. van der Pols, raadsman van de heer en mevrouw [naam]. Niet verschenen is de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (voorheen Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam).

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
(1) De rechter was van 1 oktober 2010 tot oktober 2012 president van het bestuur van de Soroptimistclub Voorburg Rijswijk e.o. Zij heeft nadien via haar Facebook-pagina ook blijk gegeven van betrokkenheid bij voornoemde club.
In het WODC-rapport uit 2002
“Schijn van partijdigheid rechters”spelen de nevenfuncties een prominente rol in de discussie rond de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechters. In de WODC-interviews worden bestuursactiviteiten bij serviceclubs als onverenigbaar met het rechtersambt genoemd. De Soroptimistclub Voorburg Rijswijk e.o. is volgens verzoeker een soortgelijke serviceclub en hij deelt de opvattingen met de geïnterviewden dat een dergelijke functie onverenigbaar was en is met het rechtersambt.
(2) In een artikel
“Als ze zeven jaar zijn moet je al ingrijpen”in dagblad Trouw uit 2005 vindt de rechter dat bij minderjarigen die in aanraking komen met het strafrecht “
alleen vroeg ingrijpen helpt” Als kinderen zeven of acht jaar oud zijn, moeten er maatregelen getroffen worden en moet de overheid volgens haar zo nodig direct ingrijpen.
Voor zichzelf ziet zij als kinderrechter kennelijk een taak als opvoeder weggelegd. De rechter vertelt over een 16-jarige jongen die een leraar bedreigde. Zij geeft hem 10 uur werkstraf en stelt hem (weer) onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Of hij daar in goede handen is, weet ze niet. Deze slappe houding valt moeilijk te rijmen met de realiteit.
Het “tegen beter weten in” als rechter mee gaan met een overheidsorganisatie [Rechtbank: kennelijk “Bureau Jeugdzorg”] die niet te goeder trouw handelt, is de overbekende helpende hand van de rechter als jeugdzorgketenpartner. Het levert strijd op met artikel 6 van het EVRM. Immers de rechter behoort de overheid te toetsen en de ouder tegen de overheid te beschermen. De dubbelrol van rechter en opvoeder werd verboden wegens (wederom) strijd met artikel 6 EVRM.
(3) In het krantenartikel stelt de rechter bovendien dat "Bureau Jeugdzorg van zeer goede wil is, daar gaat het niet om". De realiteit buiten de ivoren toren is namelijk een geheel andere. Zo is de conclusie van Kinderombudsman Marc Dullaert in het rapport
Is zorg gegrond?uit 2013 vernietigend over het gebrek aan kwaliteitsnormen in de jeugdzorg.
Verzoeker concludeert dat de rechter (te) partijdig is en onvoldoende oog heeft voor de realiteit waarin de jeugdzorg in Nederland zich bevindt. Verzoeker heeft geen vertrouwen in de onafhankelijkheid, noch de deskundigheid van deze rechter om in zijn zaak een goede en serieuze beslissing te nemen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter heeft zich ten eerste op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek dient te worden verklaard.
De rechter bestrijdt voorts deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter is van mening dat het lidmaatschap van de betreffende serviceclub niet schadelijk is voor de goede gang van zaken in de rechtspraak, noch het in de rechtspraak te stellen vertrouwen. De stelling van verzoeker dat deze organisatie “politieke doelstellingen” zou hebben die strijdig zijn met een onpartijdige behandeling van het kort geding deelt zij niet. Ook is er verder geen sprake van enige belangenverstrengeling of schijn daarvan tussen haar activiteiten voor deze serviceclub en de behandeling voor de onderhavige zaak.
In haar functie als teamvoorzitter van het jeugdstrafteam van de rechtbank Rotterdam is zij destijds geïnterviewd door het dagblad Trouw over de effectiviteit van het jeugdstrafrecht. In dat artikel heeft ze aangegeven dat ze het jammer vond dat er kinderen van twaalf jaar en ouder in het strafrecht terecht waren gekomen, die –ware er eerder via het civiele recht-ingegrepen, niet in het strafrecht hadden hoeven te belanden. In dat kader heeft zij toen gepleit voor een alerte jeugdbescherming.
Ook hierin ligt volgens de rechter noch objectief, noch subjectief gezien aanleiding te veronderstellen dat zij niet op onpartijdige wijze het betreffende kort geding kan behandelen. Evenmin zijn door verzoeker (steekhoudende) argumenten naar voren gebracht op grond waarvan aan haar deskundigheid getwijfeld zou moeten worden, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Evenmin leveren de aangevoerde omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. De wrakingskamer overweegt daartoe het navolgende.
3.3
Het enkele vervullen van de functie van bestuurslid (of het zijn van lid) van de Soroptimistclub Voorburg-Rijswijk e.o. zonder bijkomende feiten of omstandigheden kan niet leiden tot het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd kan zijn. Evenmin kan het interview in dagblad Trouw van een decennium geleden waarin de rechter (uit hoofde van een andere functie) uitlatingen heeft gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht zonder meer leiden tot het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert in zijn procedure tegen o.a. Bureau Jeugdzorg, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd kan zijn. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken. Daarbij neemt de wrakingskamer tevens in aanmerking dat verzoeker vóór aanvang van de zitting de rechter heeft gewraakt, zonder dat er sprake is geweest van enig (eerder) contact.
3.4
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen. De wrakingskamer heeft in het midden gelaten of verzoeker wel in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen omdat het niet door een advocaat is ingediend.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van
mr. C.G. van de Grampel.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. P.C. Santema, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2015 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-