Overwegingen
1. Verzoekster heeft sloopwerkzaamheden verricht aan een schoolgebouw, waarvan bekend was dat de ramen asbesthoudende kit konden bevatten. In een Onderbouwingverklaring: machinaal saneren kozijnen, getekend op 30 november 2014, staan twee saneringsmethoden beschreven.
‘Saneringsmethode 1’ luidt: “
Op het achterplein van de school zal een afgezet gebied gemaakt worden van 5m x 5m met harde beplating als ondergrond en de te hanteren normvoorschriften t.a.v. asbestafzettingen. De ramen zullen worden afgeplakt, waarna het glas uit de kozijnen wordt gesneden met een minimale afstand/veiligheidsmarge van 2 cm vanaf de stopverf. Daarna zullen ramen vanuit een hoogwerker (en medewerkers met valbeveiliging) uit de kozijnen worden gesneden, zodat het glas van uit milieu-oogpunt apart kan worden afgevoerd. Na het verwijderen van het glas zullen middels een kraan met een sorteergrijper raam voor raam van boven naar beneden de kozijnen overmaats vrijgemaakt worden, waardoor de kozijnen inclusief de asbesthoudende kit in tact blijven (zie foto’s voor verduidelijking). De kraan en kraanmachinist zullen buiten het afgezette asbest gebied werken, waardoor de kans op blootstelling wordt geminimaliseerd en de machinist geen PBM nodig heeft. De kozijnen worden in zijn geheel rechtsreeks in de daarvoor bestemde asbestcontainer gelegd. Na het verwijderen van de kozijnen vindt er een eindschoonmaak plaats, gevolgd door een eindinspectie door een onafhankelijk laboratorium. Na vrijgave wordt de werkplek schoon achtergelaten.”
‘Saneringsmethode 2’ luidt: “
Aan de voorzijde van school zal een afgezet gebied gemaakt worden van plus min 5 meter uit de gevel en met folie worden afgedekt, en de te hanteren actuele normvoorschriften t.a.v. asbestafzettingen. De ramen zullen worden afgeplakt, waarna het glas uit de kozijnen wordt getikt met een Hamer/stootijzer minimale afstand/veiligheidsmarge van 2 cm vanaf de beglazingskit. Daarna zullen ramen vanuit een hoogwerker (en medewerkers met valbeveiliging) uit de kozijnen worden getikt, zodat het glas van uit milieuoogpunt apart kan worden afgevoerd. Na het verwijderen van het glas zullen middels een verreiken een ketting De ramen zullen van boven naar beneden de kozijnen worden bij de borgplaten vrijgemaakt worden, waardoor de kozijnen inclusief de asbesthouden kit in tact blijven. De verreiken en verrekijkermachinist zullen buiten het afgezette asbestgebied werken, waardoor de kans op blootstelling wordt geminimaliseerd en de machinist geen PBM nodig heeft. De kozijnen worden in zijn geheel rechtstreeks in de daarvoor bestemde asbestcontainer gelegd. Na het verwijderen van de kozijnen vindt er een eindschoonmaak plaats (de eindschoonmaak zal onder volledig pbm worden uitgevoerd, omdat we niet 100% kunnen uitsluiten dat er eventueel stukje glas in het gebied ligt), gevolgd door een eindinspectie door een onafhankelijk laboratorium. Na vrijgave wordt de werkplek schoon achtergelaten. Het aantal te verwijderen ramen 5 stuks van het hoogt gebouw 1 meter bij 1.5 boven de gewezen gymzaal, en 15 ramen van 1.5bij 2 meter aan de zijkant van het hoofdgebouw waar de aula heeft gestaan.”
Op grond van de Onderbouwingverklaring mocht, afhankelijk van het soort glas, methode 1 en/of 2 worden toegepast.
2. Verweerder heeft aan zijn besluit tot oplegging van een boete ten grondslag gelegd dat verzoekster, in strijd met de voorgeschreven werkmethode(n) en te treffen maatregelen, niet conform het plan van aanpak en het werkplan heeft gewerkt. Daartoe stelt verweerder dat de ramen met asbesthoudende kit machinaal zijn verwijderd waarbij de maatregelen zoals omschreven in het werkplan en het daaraan gekoppelde advies van een arbokerndeskundige niet werden gevolgd. Omdat het in casu geen veiligheidsglas betrof, zou de eerst beschreven methode toegepast moeten worden. Volgens verweerder werd op de volgende punten niet aan de eerste werkmethode voldaan:
1. het glas werd niet uitgesneden uit de kozijnen;
2. de ramen werden niet overmaats vrijgemaakt met een sorteergrijper;
3. de kozijnen, inclusief de asbesthoudende kit bleven niet intact;
4. de kozijnen werden niet in hun geheel rechtstreeks in de daarvoor bestemde asbestcontainer gelegd.
Volgens verweerder werd met betrekking tot voornoemde punten onder 2-4, ook niet aan de tweede beschreven werkmethode voldaan.Ten gevolge van de daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, waarbij ruiten werden gebroken en stalen kozijnen werden verbogen waardoor emissiebeperkende maatregelen geen effect hadden, werd geen werkmethode toegepast die erop was gericht dat er geen asbeststof werd geproduceerd of zodanig werd uitgevoerd dat geen asbeststof in de lucht vrij komt, aldus verweerder.
3. Aan het besluit tot openbaarmaking van de inspectiegegevens legt verweerder ten grondslag dat openbaarmaking is gegrond op de Beleidsregel openbaarmaking inspectiegegevens bij zware of ernstige asbestovertredingen (hierna: Beleidsregel openbaarmaking). Daarnaast stelt verweerder op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) bevoegd te zijn tot openbaarmaking. Volgens verweerder is het doel van het openbaar maken tweeledig. Ten eerste transparantie over de inzet, werkwijze en resultaten van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: Inspectie SZW) en ten tweede het informeren van het publiek welke (rechts)personen in de fout zijn gegaan.
4. In geval van oplegging van een bestuurlijke boete, dient het bestuursorgaan voldoende aannemelijk te maken dat de gestelde overtreding heeft plaatsgevonden. Gelet op de thans beschikbare informatie en de door partijen over en weer ingenomen standpunten met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaronder de sloopwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, heeft verweerder naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekster artikel 4.48a van het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden.
Het standpunt van verweerder is gebaseerd op de waarneming van de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW dat tijdens het verwijderen van de ramen glas uit kozijnen op de grond viel, dat een deel van de reeds verwijderde kozijnen, die in een container lagen, niet beplakt was met tape en dat er geen folie op de grond lag op de plaats waar de vorige dag de ramen waren verwijderd. Deze enkele constatering is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat verzoekster niet conform de ontwikkelde en goedgekeurde saneringsmethode(n) heeft gewerkt. Gebleken is dat de arbeidsinspecteur vanaf een ruime afstand van het werkgebied de werkzaamheden heeft waargenomen. Niet gebleken is dat de arbeidsinspecteur heeft waargenomen dat ten tijde van de verrichte werkzaamheden de ramen niet beplakt waren met folie en dat de kozijnen bij het verwijderen ervan niet intact zijn gebleven. De foto’s in het dossier geven op dit punt geen uitsluitsel. Daarnaast is niet gebleken dat de arbeidsinspecteur grote hoeveelheden glas op het werkterrein heeft aangetroffen, terwijl bovendien vooralsnog niet kan worden uitgesloten dat het aangetroffen glas van andere delen van het gebouw afkomstig was. Om na te gaan of de werkzaamheden wel of niet in overeenstemming met de voorgeschreven werkmethode(n) zijn uitgevoerd, is nader onderzoek noodzakelijk.
5. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het belang van verzoekster bij voorkoming van mogelijke reputatieschade door publicatie van de inspectiegegevens op de website van de Inspectie SWZ op dit moment dient te prevaleren boven het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit tot openbaarmaking in het kader van een goede voorlichting van de burger. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 4. is overwogen, nog nader onderzoek nodig is om vast te stellen of in de gegeven omstandigheden de boete terecht aan verzoekster is opgelegd, zodat de mogelijkheid bestaat dat verzoekster, voorafgaand aan de uitkomst van dat onderzoek, door openbaarmaking van het boetebesluit ten onrechte als overtreder kenbaar zal zijn gemaakt.
Daarnaast acht de voorzieningenrechter van belang dat volgens bestendige jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 november 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BO3468), artikel 8 van de Wob in het algemeen basis biedt om sanctiebesluiten volledig te publiceren, met het doel bekendheid te geven aan de wijze waarop door het betreffende bestuursorgaan toezicht gehouden wordt op naleving van regelgeving. Anders dan in voormelde uitspraak is verweerder voornemens niet het volledig sanctiebesluit, maar slechts een aantal inspectiegegevens te publiceren. Naar voorlopig oordeel biedt artikel 8 van de Wob op zichzelf geen grondslag voor openbaarmaking van uitsluitend die gegevens, nu een dergelijke publicatie voorbij lijkt te schieten aan het doel van die bepaling. In dat geval ontbeert ook de Beleidsregel openbaarmaking in zoverre een deugdelijke wettelijke grondslag. Bovendien heeft verweerder ter zitting niet inzichtelijk kunnen maken of de gepubliceerde inspectiegegevens worden verwijderd in het geval achteraf geoordeeld zou worden dat verzoekster ten onrechte als overtreder is aangemerkt en de boete geheel wordt ingetrokken. 6. Gelet op het voorgaande is thans onzeker of het bestreden besluit in rechte stand zal houden. Gelet daarop wijst de voorzieningenrechter, de belangen afwegende, het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de datum van verzending van de beslissing op bezwaar.
7. Nu het verzoek wordt toegewezen zal verweerder worden veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 980,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt ter zake van het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,-). Tevens dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.