Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 6 augustus 2015;
- het verweerschrift, eveneens ter griffie ontvangen op 6 augustus 2015.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting X, gevestigd te Den Haag, en verweerder, die sinds 1 oktober 1997 in dienst was als directeur. De ontbinding werd verzocht op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW, omdat er een verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan. Beide partijen hebben aangegeven dat er geen mondelinge behandeling gewenst was en dat zij geen hoger beroep wilden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbaar verschil van inzicht tussen de partijen, dat zelfs na mediation niet was opgelost. De verzoekster heeft aangegeven dat herplaatsing niet mogelijk was, gezien de kleine organisatie en de functie van verweerder.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 januari 2016, waarbij de opzegtermijn in acht werd genomen. Verweerder was op het moment van de indiening van het verzoek arbeidsongeschikt, maar er was geen verband tussen zijn ziekte en het ontbindingsverzoek. De kantonrechter heeft ook het verzoek om een vergoeding van € 125.000,- bruto afgewezen, omdat deze vergoeding de wettelijke mogelijkheden overschreed en er geen grond was voor toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft bepaald dat partijen ieder hun eigen kosten van de procedure dragen.
De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 januari 2016, en verzoekster betaalt aan verweerder een vergoeding van € 125.000,- bruto, inclusief de transitievergoeding. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.