In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de eiseres, Arcadia Energy (Suisse) SA, dat de gedaagde, Asset Management Corporation of Nigeria (Amcon), zou worden veroordeeld tot betaling van kosten van beheer en behoud van een schip, de MT Mongolia, dat door Arcadia was gecharterd. De voorzieningenrechter moest zich buigen over de vraag of hij bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het feit dat er een arbitragebeding was overeengekomen in de charterparty. De voorzieningenrechter oordeelde dat artikel 1074d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet aan zijn bevoegdheid in de weg stond, omdat Arcadia aannemelijk had gemaakt dat zij in de arbitrageprocedure niet binnen een aanvaardbare termijn een beslissing op de gevraagde voorzieningen kon verkrijgen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Arcadia had het schip op 11 april 2014 gecharterd van Amcon voor een jaar. Na de einddatum van de charterparty op 11 april 2015 heeft Arcadia geprobeerd het schip terug te leveren aan Amcon, maar dit is niet gelukt. Arcadia heeft conservatoir beslag laten leggen op het schip en een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat Amcon als 'bailor' gehouden was de door Arcadia gemaakte kosten van beheer en behoud van het schip te vergoeden, omdat het schip vanaf 11 april 2015 voor rekening en risico van Amcon kwam. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Arcadia toegewezen, inclusief de kosten van beheer en behoud van het schip, en Amcon veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding, zelfs in het licht van een arbitragebeding, en de verantwoordelijkheden van partijen in een charterovereenkomst.