ECLI:NL:RBROT:2015:5999
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering om zorg in natura om te zetten naar een persoonsgebonden budget in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, en verweerder, Achmea Zorgkantoor N.V., vertegenwoordigd door mr. C. Hartman. Eiser had verzocht om de zorg in natura, die hem op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) was toegekend, om te zetten naar een persoonsgebonden budget (pgb). Dit verzoek werd door verweerder geweigerd, met als argument dat eiser op dat moment in een AWBZ-instelling verbleef, wat volgens de geldende regelgeving een pgb uitsluit. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij geen zorg ontving van de instelling en dat de weigering van het pgb hem onevenredig benadeelde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser inderdaad in een AWBZ-instelling verbleef en dat de regelgeving op dit punt duidelijk was. De rechtbank oordeelde dat de weigering van het pgb op basis van artikel 2.6.4 van de Regeling subsidies AWBZ terecht was, aangezien de wetgeving geen ruimte biedt voor uitzonderingen op deze regel. Eiser's argumenten over de kwaliteit van de zorg en de bijzondere omstandigheden werden door de rechtbank verworpen, omdat de wet geen hardheidsclausule bevatte die verweerder de mogelijkheid zou geven om van de strikte toepassing van de regelgeving af te wijken.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.