ECLI:NL:RBROT:2015:611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
3327046 MB VERZ 14-908
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake opgelegde sanctie en verzoek tot vaststelling van een dwangsom

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die een sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom. De initiële beschikking werd op 13 maart 2013 gegeven, waarbij een boete van € 51,00 werd opgelegd, vermeerderd met administratiekosten. Betrokkene heeft hiertegen administratief beroep aangetekend, maar dit werd door de officier van justitie op 21 augustus 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft betrokkene op 27 augustus 2013 beroep aangetekend bij de kantonrechter tegen deze beslissing.

Betrokkene heeft ook een verzoek tot herziening ingediend, omdat hij meende dat de termijn voor het doorzenden van het beroepschrift was overschreden. De officier van justitie heeft echter geen reden gezien om de beschikking te vernietigen en heeft betrokkene in gebreke gesteld. Betrokkene heeft daarop bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 13 oktober 2014, waar de officier van justitie vertegenwoordigd was, maar betrokkene niet verscheen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de officier van justitie betrokkene in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden van zijn beroep aan te vullen, maar dat betrokkene hier niet op heeft gereageerd. Hierdoor was de beslissing van de officier van justitie om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren terecht. Het verzoek van betrokkene om een dwangsom vast te stellen werd afgewezen, omdat de officier van justitie niet verplicht was om binnen een redelijke termijn op het verzoek te beslissen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek tot vaststelling van een dwangsom af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3327046 MB VERZ 14-908 en 3023144 MB VERZ 14-522
cjib-nummer: [CJIB-nummer]
registratienummer: BS6796
uitspraak: 30 januari 2015
beslissing van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht, ex artikel 13 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van:
betrokkene: ***
gemachtigde: ***

1.Het verloop van de procedure

De initiële beschikkingBij initiële beschikking van 13 maart 2013 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 51,00, vermeerderd met € 7,00 administratiekosten, ter zake van “overschrijding van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom”, begaan op 9 januari 2013 om 12:23 uur te Alblasserdam aan de Edisonweg (feitcode VA008).
Administratief beroep
Tegen deze beschikking is betrokkene op 4 april 2013 bij de officier van justitie in beroep gekomen. De officier van justitie heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld de gronden van zijn beroep aan te vullen. Betrokkene heeft hierop niet gereageerd. De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij beslissing van 21augustus 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
Beroep bij de kantonrechter
Tegen deze beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 27 augustus 2013 beroep aangetekend.
Verzoek tot herziening
Betrokkene heeft bij brief van 9 oktober 2013 de officier van justitie verzocht de initiële beschikking te vernietigen wegens het overschrijden van de termijn voor het doorzenden van het beroepschrift aan de kantonrechter.
Ingebrekestelling en aanzegging dwangsom
Bij brief van 5 december 2013 heeft betrokkene de officier van justitie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek.
De officier van justitie heeft bij brief van 13 december 2013 aangegeven geen reden te zien om de beschikking te vernietigen. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld geen dwangsom verschuldigd te zijn.
Het verzoek tot vaststelling van een dwangsom
Betrokkene heeft op 22 januari 2014 tegen deze beslissing bezwaar aangetekend. De officier van justitie heeft het bezwaar bij beslissing van 24 januari 2014 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft betrokkene op 8 februari 2014 beroep aangetekend.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2014, waar namens de officier van justitie de CVOM-vertegenwoordiger is verschenen. Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.

2.Het standpunt van de betrokkene

Het beroep bij de officier van justitieBetrokkene heeft in zijn beroepschrift bij de officier van justitie verzocht om overlegging van verschillende stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Daarnaast heeft hij aangevoerd het niet eens te zijn met de opgelegde administratiekosten.
Het beroep bij de kantonrechter
In zijn beroepschrift bij de kantonrechter heeft hij aangevoerd dat de officier van justitie een beslissing heeft genomen zonder dat hij in de gelegenheid is gesteld om de gronden van zijn beroep aan te vullen. Voorts heeft hij aangevoerd dat de officier van justitie hem op grond van artikel 7:16 lid 1 Awb had moeten horen. Bovendien heeft de officier van justitie in zijn beslissing niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot zijn beslissing is gekomen. De beslissing is volgens betrokkene dan ook niet deugdelijk gemotiveerd.
Het verzoek tot vaststelling van een dwangsom
Betrokkene stelt dat zijn verzoek tot vernietiging van de sanctie van 9 oktober 2013 dient te worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 lid 3 Awb. Nu de officier van justitie, ook nadat er een ingebrekestelling was verzonden, niet binnen de wettelijke termijn heeft gereageerd op het verzoek, heeft hij een dwangsom verbeurd. Betrokkene heeft daarom verzocht een dwangsom vast te stellen en de officier van justitie op te dragen alsnog te beslissen op de aanvraag op straffe van een dwangsom.

3.De door de officier van justitie overgelegde stukken

De officier van justitie heeft de volgende processtukken overgelegd.
- een zaakoverzicht.

4.De beoordeling

4.1
Het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie inzake de opgelegde sanctie en het beroepschrift tegen de beslissing inzake het verzoek tot het vaststellen van een dwangsom zullen in deze beslissing gezamenlijk worden behandeld.
De beslissing van de officier van justitie
4.2
De officier van justitie heeft betrokkene na indiening van het beroepschrift in de gelegenheid gesteld de gronden van het beroep aan te vullen. Nu betrokkene dit niet heeft gedaan, heeft de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. De tegen deze beslissing aangevoerde gronden missen derhalve elke feitelijke grondslag. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
Het verzoek tot vernietiging wegens termijnoverschrijding
4.3
Voor de beoordeling zijn de volgende artikelen van belang.
Artikel 1:3 van de Awb houdt in, voor zover hier van belang:
"1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,.
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen."
Artikel 4:6 Awb houdt in, voor zover hier van belang:
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 4:17 van de Awb houdt in, voor zover hier van belang:
''1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. (…).
4.4
Voor de beoordeling van de vraag of de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd is doorslaggevend of het verzoek tot vernietiging van de beschikking kan worden aangemerkt als een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3 Awb. In dat verband wordt het volgende overwogen.
4.5
Vast staat dat het verzoek is gedaan nadat betrokkene beroep had ingesteld bij de kantonrechter. De officier van justitie had derhalve reeds een beslissing genomen op het door de betrokkene ingestelde beroep tegen de initiële beschikking. Het hiertegen geëigende rechtsmiddel is het instellen van beroep bij de kantonrechter, hetgeen ook door betrokkene is gedaan.
4.6
Niettemin dient te worden opgemerkt dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om hangende het beroep bij de kantonrechter zijn beslissing te heroverwegen en de initiële beschikking te wijzigen of te vernietigen. Dit betekent echter nog niet dat betrokkene hiertoe een aanvraag kan doen in de zin van artikel 1:3 Awb. In dit verband is van belang dat de wet geen procedure kent waarbij de officier van justitie kan worden verzocht om tot heroverweging van zijn beslissing over te gaan.
4.7
Voor zover betrokkene heeft willen betogen dat het verzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek tot herziening van de eerder door de officier van justitie genomen beslissing, geldt dat ook die grondslag betrokkene niet kan redden. Immers, van een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 Awb kan geen sprake zijn, omdat dit op grond van artikel 7:27 Awb is uitgesloten.
4.8
Nu de officier van justitie slechts ambtshalve over kan gaan tot heroverweging van de eerder door hem genomen beslissing, was hij niet gehouden om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen op het verzoek, zodat evenmin een dwangsom is verbeurd.
4.9
Het beroep is dan ook ongegrond en het verzoek tot het vaststellen van een dwangsom wordt afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek tot vaststelling van een dwangsom af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare zitting.
371
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 staat ingevolge artikel 14 WAHV tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Datum toezending: