ECLI:NL:RBROT:2015:6120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
ROT 13/1675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding voor de adviezen in bezwaar en beroep van de ingeschakelde verzekeringsarts

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben verzoekers, Tuinderij Vers B.V. en een werknemer, beroep ingesteld tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot de beëindiging van een loonaanvullingsuitkering. De werknemer, voormalig in dienst bij Tuinderij Vers B.V., had zijn uitkering per 20 december 2012 beëindigd gekregen vanwege een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na bezwaar werd het primaire besluit herroepen en werd de uitkering voortgezet, maar zonder recht op een inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Verzoekers trokken hun beroep in nadat het UWV een IVA toekende, maar vroegen om vergoeding van proceskosten, inclusief kosten voor een ingeschakelde verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers recht hadden op vergoeding van de gemaakte proceskosten, inclusief de kosten voor de verzekeringsarts, en stelde deze vast op € 1818,27. De uitspraak werd gedaan op 26 augustus 2015 door rechter C.A. Schreuder, in aanwezigheid van griffier M. Lammerse. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/1675
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2015 als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

Tuinderij Vers B.V., te Brielle, en [werknemer], te Ridderkerk, verzoekers,

gemachtigde: mr. M.A.J. Schrover,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: M. Kruit.

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen van [werknemer] in zijn hoedanigheid van voormalig werknemer van Tuinderij Vers B.V. per 20 december 2012 beëindigd wegens een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
Bij besluit van 14 februari 2013 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en bepaald dat de loonaanvullingsuitkering van [werknemer] per 20 december 2012 wordt voortgezet maar dat geen recht bestaat op een inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Bij besluit van 24 oktober 2013 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bestreden besluit 1 ingetrokken en [werknemer] alsnog per 20 december 2012 een IVA toegekend.
Op 5 november 2013 hebben verzoekers het beroep ingetrokken en op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 14 november 2013 heeft verweerder op dit verzoek gereageerd.
Bij brief van 4 december 2013 hebben verzoekers op de reactie van verweerder gereageerd.
Bij brief van 24 januari 2014 heeft verweerder op deze reactie van verzoekers gereageerd.
Bij brief van 5 februari 2014 hebben verzoekers op deze reactie van verweerder gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. In beroep is verzocht om veroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, waaronder de kosten voor het inschakelen van de medisch adviseur.
2. De rechtbank merkt op dat in bestreden besluit 1 de kosten in bezwaar zijn vergoed. Bij bestreden besluit 2 is bestreden besluit 1 ingetrokken. In bestreden besluit 2 wordt niet gerept over vergoeding van de kosten in bezwaar. Op grond van deze stand van zaken zou verweerder niet gehouden zijn de kosten in bezwaar te vergoeden.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekers is tegemoetgekomen, dat verzoekers om die reden het beroep hebben ingetrokken en dat verzoekers proceskosten hebben gemaakt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
4. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en bij de wijziging van dit besluit per 1 januari 2015 behorende overgangsrecht voor de door een derde aan verzoekers beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar (nu daarover niets is bepaald door verweerder in bestreden besluit 2) en in beroep vast op € 1470,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).
5. Verzoekers hebben verder verzocht om kosten gemaakt voor de adviezen in bezwaar en beroep van de door hen ingeschakelde verzekeringsarts mr. J.T.J.A. Klijn (Klijn). De rechtbank kan verweerder niet volgen in zijn standpunt gesteld dat deze adviezen niet medisch maar juridisch van aard zijn, reden om deze niet te vergoeden als (medische) deskundigenadviezen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verzoekers hebben Klijn in bezwaar verzocht om hen te adviseren over de door verweerders verzekeringsarts aangenomen medische beperkingen voor [werknemer] en in beroep over de vraag of belastbaarheid voor de toekomst te verwachten is voor [werknemer] Beide betreffen medische oordelen. De rechtbank acht daarom een vergoeding voor de kosten gemaakt door verzoekers voor deze adviezen aangewezen. Blijkens de bijgevoegde declaratie bedragen de kosten voor deze adviezen in totaal € 653,40, bestaande uit 3 uur à € 180,- per uur en daarover verschuldigde BTW. Op grond van artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten kosten van een deskundige worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is de vergoeding € 116,09 per uur. Nu drie uur zijn gedeclareerd, dient aan verzoekers voor de rapportages van de medisch deskundige in totaal € 348,27 te worden vergoed.
6. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, het door verzoekers betaalde griffierecht van € 318,- aan verzoekers dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1818,27,
te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lammerse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.