In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap TT Insaat Sanayi ve Ticaret A.S., gevestigd in Istanbul, Turkije, en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [gedaagde]. TT Insaat vorderde erkenning en tenuitvoerlegging van een Turks vonnis in Nederland, waarbij [gedaagde] was veroordeeld tot betaling van huurpenningen en teruggave van een horizontale boormachine. De rechtbank diende te beoordelen of het Turkse vonnis, dat kracht van gewijsde had gekregen, in Nederland erkend kon worden, ondanks het ontbreken van een verdrag tussen Nederland en Turkije over erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.
De rechtbank overwoog dat, op basis van artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter kon worden behandeld. De rechtbank concludeerde dat aan de voorwaarden voor erkenning was voldaan, omdat de Turkse rechter bevoegd was, de procedure aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging voldeed, en erkenning niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] tijdig in het Turkse geding was verschenen en dat er geen fundamentele beginselen waren geschonden.
De rechtbank wees de vordering van TT Insaat toe en verklaarde het Turkse vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De reconventionele vorderingen van [gedaagde] werden afgewezen. [gedaagde] werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis benadrukt de mogelijkheden voor erkenning van buitenlandse vonnissen in Nederland, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.