ECLI:NL:RBROT:2015:6382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
C/10/466059 / HA ZA 14-1269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen van curator bij verstrekking toegangscode klantenbestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, de curator van de gefailleerde vennootschap SIO. Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door aan een derde partij, DAS Incasso Rotterdam B.V., toegang te verschaffen tot het klantenbestand van SIO, waarin ook gegevens van eiser zijn opgenomen. Eiser vordert onder andere een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator, gedaagde, niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van de gefailleerde en Invoicetracker B.V.B.A. was om de curator te informeren over het gedeelde gebruik van het Skillsource-systeem. De curator heeft gehandeld in het belang van de boedel door toegang te verlenen aan DAS, die het klantenbestand wilde kopen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt eiser in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/466059 / HA ZA 14-1269
Vonnis van 22 juli 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.W. van der Linden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.G. Princen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 11 maart 2015 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van de op 1 juni 2015 gehouden comparitie van partijen.

2.De feiten

In deze procedure wordt van de navolgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1.
In 2001 is Cashpoint B.V. opgericht. Cashpoint B.V. legde zich voornamelijk toe op het incasseren van vorderingen van derden. De naam Cashpoint B.V. is op 14 juli 2011 gewijzigd in Schiedamse Incasso Organisatie B.V. (hierna: SIO). Op dat moment was
mr. [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) de bestuurder van SIO.
2.2.
De vennootschap naar Belgisch recht Invoicetracker B.V.B.A. is de Belgische zustervennootschap van SIO. Zij houdt zich eveneens bezig met het incasseren van vorderingen voor derden. [eiser] is de -middelijke- aandeelhouder/bestuurder van Invoicetracker B.V.B.A en SIO.
2.3.
SIO (en voorheen Cashpoin B.V.) maakte voor de uitvoering van haar werkzaamheden gebruik van een door Skillsource B.V. geleverd online incassobeheer systeem (hierna: het Skillsource-systeem).
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2011 is aan SIO voorlopige surseance van betaling verleend, met aanstelling van [gedaagde] als bewindvoerder.
2.5.
Op 25 augustus 2011 heeft de rechtbank op verzoek van [gedaagde] en [bestuurder] de voorlopige surseance ingetrokken en het faillissement van SIO uitgesproken. [gedaagde] is benoemd tot curator in het faillissement.
2.6.
Bij e-mailbericht van 25 augustus 2011 heeft mr. [betrokkene] , kantoorgenoot van [gedaagde] , voor zover thans van belang, het volgende aan [bestuurder] bericht:
“Met betrekking tot de activa kan ik u mededelen dat zich een tweede partij heeft gemeld met (mogelijke) interesse in het (immateriële) actief van curanda. Tot heden beschik ik echter nog niet (ondanks uw toezegging vrijdag jl.) over de noodzakelijke gegevens terzake het volledige klantenbestand, verrichte transacties, uitstaande vorderingen, lopende regelingen en wat dies meer zij. Ik herhaal bij deze het -dringende- verzoek om de “master” inlogcodes van uw online systeem, in afwachting van de fysieke bescheiden zodra uw accountant/boekhouder e.e.a. heeft bijgewerkt.
Mag ik u verzoek[en] om mij omgaand de online-toegang tot het systeem te verschaffen? Ik verwacht daarmee alsdan alle huidige en historische klanten te kunnen inzien, daaronder begrepen alle transacties met betrekking tot ontvangen en/of af te dragen bedragen.”
2.7.
[bestuurder] heeft op de onder 2.6 bedoelde mail van mr. [betorkkene2] bij mail van 25 augustus 2011 als volgt gereageerd:
“U kunt in het online systeem inloggen met de loginnaam [inlognaam] en met wachtwoord [wachtwoord] . De login pagina kunt u vinden rechts bovenaan de homepage van Cashpoint.nl achter het woord login. U kunt zelf een overzicht van opdrachtgevers uitdraaien.”
2.8.
Bij e-mailbericht van 19 september 2011 heeft [bestuurder] het volgende aan mr. [betrokkene] meegedeeld:
“Nadat de curator had aangegeven geen kosten ten behoeve van Cashpoint.nl meer te aanvaarden (zie zijn mail van 26-8-2011 ('Ik wens niet belast te worden met kosten voor eventuele resterende ondernemingsactiviteiten van Cashpoint') is de site van Cashpoint in Nederland uit de lucht gehaald en zijn alleen de lopende opdrachten van Cashpoint BVBA voortgezet. De kosten van het systeem worden vanaf dat moment betaald door InvoiceTracker B.V. InvoiceTracker B.V. verleent sommige voormalige opdrachtgevers van CashPoint nog wat ondersteuning, maar doet verder niets meer aan deze dossiers. Aangezien de elektronische dossiers van CashPoint B.V. niet door InvoiceTracker worden gebruikt , terwijl zij wel de daaraan verbonden kosten betaalt, verwijs ik u voor de toegang tot het systeem naar de heer [eiser] u wel bekend.”
2.9.
Bij overeenkomst van 20 oktober 2011 heeft [gedaagde] als curator in het faillissement van SIO aan DAS Incasso Rotterdam B.V. (hierna: DAS) het klantenbestand van SIO verkocht voor € 7.500,- exclusief BTW.
2.10.
Bij e-mailbericht van 1 november 2011 en brief van 2 november 2011 heeft DAS de van SIO gekochte klanten bericht over het faillissement van SIO en aangeboden de incasso voort te zetten. Bij de brief van 2 november 2011 bevond zich tevens een brief van [gedaagde] . Deze brief luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“Na het uitspreken van het faillissement is -het ten tijde van de surseance aangevangen- onderzoek naar de vennootschap, haar verplichtingen en activa voortgezet. Daarbij heb ik, in mijn hoedanigheid van curator, na ommekomst van de eerste fase van dit onderzoek moeten concluderen dat de gefailleerde vennootschap “Cashpoint” haar verplichtingen ten opzichte van haar opdrachtgevers in zeer beperkte mate is nagekomen. Voor zover ik heb kunnen nagaan is in het overgrote deel van de bestaande dossiers die bij “Cashpoint” in behandeling sprake geweest van een situatie waarin de vennootschap de van debiteuren (van haar opdrachtgevers) ontvangen bedragen op een andere wijze heeft aangewend dan ter voldoening van haar opdrachtgevers. Concreet was geen sprake van een afzonderlijke “derdengeldrekening”, zoals in de branche te doen gebruikelijk is. In plaats daarvan betaalden debiteuren (van de opdrachtgevers) op een rekening-courant op naam van de vennootschap, die als zodanig ook door de vennootschap is aangewend op vooromgeschreven wijze.
Dat betekent voor de opdrachtgevers van de gefailleerde vennootschap dat zij, waar door Cashpoint geld is geïncasseerd maar niet is afgedragen, vorderingen terzake moeten indienen in het faillissement.
(…)
Uiteindelijk hebben de onderhandelingen op dit vlak geleid tot een keuze voor DAS Incasso Rotterdam B.V. als beoogde behandelaar van de -eventueel- voort te zetten dossiers.”
2.11.
Nadat was geconstateerd dat de op 25 augustus 2011 door [bestuurder] verstrekte inloggegevens niet meer werkten, heeft [gedaagde] op 3 november 2011 gecorrespondeerd met Skillsource B.V. over aan DAS te verlenen toegang tot het in het Skillsource-systeem verwerkte klantenbestand van SIO. Op 7 november 2011 is aan DAS een nieuwe inlogcode en een nieuw wachtwoord verstrekt dat toegang gaf tot de database met dossiers van SIO.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a.) te verklaren voor recht dat [gedaagde] persoonlijk, zowel jegens Invoicetracker B.V.B.A. als jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door zich eerst op onrechtmatige wijze de toegangscode van het Skillsource-systeem toe te eigenen en vervolgens aan een derde toegang tot het systeem te verschaffen, terwijl [gedaagde] wist dan wel redelijkerwijs moest begrijpen, dan wel rekening had behoren te houden met de mogelijkheid, dat deze derde (DAS) deze gegevens zou benutten om opdrachtgevers van Invoicetracker B.V.B.A. te benaderen met het oogmerk hen te bewegen de zakelijke relatie met Invoicetracker B.V.B.A. te beëindigen en deze met de derde voort te zetten, waarbij [gedaagde] de nadelige gevolgen van deze onrechtmatige daad heeft vergroot door DAS een brief van zijn hand beschikbaar te stellen waarin kan worden gelezen dat Invoicetracker B.V. dan wel Invoicetracker B.V.B.A. een onbetrouwbare partner is;
b.) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de door eiser ten gevolge van de onder a) genoemde onrechtmatige gedragingen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c.) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Op de grondslag van de vordering en de verweren daartegen van [gedaagde] wordt hierna, onder de beoordeling, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert te verklaren voor recht dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk is jegens hem en jegens Invoicetracker B.V.B.A. door het onrechtmatig bemachtigen van de toegangscode van het Skillsource-systeem en het aan een derde, DAS, toegang verschaffen tot dit systeem. Volgens [eiser] werd het Skillsource-systeem door SIO en Invoicetracker B.V.B.A. gezamenlijk gebruikt en bevatte het systeem waarvoor [gedaagde] DAS toegang heeft verschaft ook gegevens van de klanten van Invoicetracker B.V.B.A. Invoicetracker B.V.B.A. heeft haar vordering jegens [gedaagde] gecedeerd aan [eiser] , aldus [eiser] , die op die grond stelt thans ook te kunnen vorderen namens Invoicetracker B.V.B.A.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] tegen deze vordering is het beroep op rechtsverwerking. Volgens [gedaagde] komt [eiser] thans geen vorderingsrecht (meer) toe. [gedaagde] voert aan dat [eiser] hem tijdens het faillissement van SIO reeds heeft gedagvaard, maar toen heeft afgezien van het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank. Onder die omstandigheid kan [eiser] zijn vorderingen thans, na het faillissement, niet wegens dezelfde, gesteld onrechtmatige gedragingen richten op hem als curator pro se.
4.3.
Bij de beoordeling van dit verweer stelt de rechtbank voorop dat enkel tijdsverloop niet voldoende is om rechtsverwerking te kunnen aannemen. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn recht niet (meer) zal uitoefenen, hetzij dat sprake is van onredelijk nadeel aan de zijde van de schuldenaar als de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zal maken (HR 29 september 1995, NJ 1996,89).
4.4.
Hetgeen [gedaagde] stelt is onvoldoende om omstandigheden aan te nemen die tot het oordeel leiden dat bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiser] zijn recht niet (meer) zou uitoefenen. [gedaagde] gaat uit van de veronderstelling dat een schadevordering wegens onrechtmatig handelen in de eerste plaats geldend zou moeten worden gemaakt jegens de curator q.q. Die veronderstelling is onjuist. Niet vereist is dat eerst wordt geprocedeerd tegen de curator q.q. alvorens een vordering tegen de curator pro se aan de orde kan zijn. Dat zou hooguit anders kunnen zijn als de curator wordt benadeeld doordat de vordering niet tijdens het faillissement is ingesteld. Gesteld noch gebleken is dat daarvan hier sprake is.
Nu voor het overige niet is onderbouwd dat sprake is van bijkomende omstandigheden dan wel van onredelijk nadeel aan de zijde van [gedaagde] in de zin als hiervoor bedoeld, treft het beroep op rechtsverwerking geen doel.
4.5.
De vordering van [eiser] is gegrond op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de toegangscode te bemachtigen tot een klantensysteem dat niet alleen door SIO maar tevens door een derde, Invoicetracker B.V.B.A., werd gebruikt en deze aan de koper van het klantenbestand van SIO te verstrekken.
De vraag of de curator persoonlijk aansprakelijk is dient te worden getoetst aan de door de Hoge Raad geformuleerde Maclou-norm (Hoge Raad 19 april 1996, NJ 1996/277). Die norm houdt in dat de curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
Daarbij heeft op grond van het arrest van de Hoge Raad van 16 december 2011, NJ 2012, 515 (Prakke /Gips) voorts het volgende te gelden. De faillissementscurator kan wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk zijn jegens degenen in wier belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem in beginsel een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij rekening houdt met andere bij het beheer en de afwikkeling van de boedel betrokken belangen en voor de wijze waarop hij bij dat beheer of die afwikkeling uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar afweegt. Bij het te gelde maken van het actief van de boedel komt de faillissementscurator de hier bedoelde vrijheid toe.
In het arrest Prakke / Gips is voorts opgenomen dat de norm van het Maclou-arrest ziet op genoemde persoonlijke aansprakelijkheid van de curator wegens een onjuiste taakuitoefening in een geval dat in voorgaande rechtsoverweging bedoelde vrijheid voor hem bestond. Voorts is overwogen dat voor persoonlijke aansprakelijkheid sprake dient te zijn van een persoonlijk, aan de curator te maken verwijt, waarvoor is vereist dat de curator heeft gehandeld terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tijdens de surseance van betaling heeft [eiser] een bod gedaan op de inventaris en goodwill van SIO. Bij dat per brief van 22 augustus 2011 gedane bod is een lijst met klanten van SIO gevoegd. Kort daarna is SIO in staat van faillissement verklaard. Op 25 augustus 2011 heeft mr. [betrokkene] namens de curator aan [bestuurder] meegedeeld dat zich een partij had gemeld met mogelijke interesse in het actief van SIO, met het oog waarop de curator - zo geeft [betrokkene] aan - de beschikking diende te krijgen over de noodzakelijke gegevens terzake van onder meer het klantenbestand van SIO. Aan het in dat mailbericht vervatte verzoek om de inlogcode voor het systeem te verstrekken, heeft [bestuurder] voldaan. Daarbij heeft [bestuurder] niet gemeld aan de curator dat het systeem waartoe de code toegang gaf, tevens werd gebruikt door Invoicetracker B.V.B.A. Integendeel, [bestuurder] geeft in dat bericht aan dat de curator “zelf een overzicht van opdrachtgevers [kan] uitdraaien.”
Ook in de eerdere mailwisseling waarbij [eiser] het bod uitbracht op de activa van SIO is niet gemeld aan de curator dat SIO en Invoicetracker B.V.B.A. gebruik maakten van een gedeeld klantensysteem. Uit hetgeen [eiser] heeft aangevoerd kan dan ook niet worden afgeleid dat de curator op dat moment wist of had moeten weten dat het Skillsource-systeem behalve door SIO ook door Invoicetracker B.V.B.A. werd gebruikt.
4.7.
Mogelijk had de curator daar later, toen duidelijk werd dat de door [bestuurder] verstrekte inloggegevens niet (meer) werkten en hij (via mr. [betrokkene] ) verschillende keren -eerst aan [bestuurder] en vervolgens aan [eiser] - tevergeefs heeft gevraagd om de correcte inloggegevens, wel bedacht op kunnen zijn. [bestuurder] gaf toen immers (bij mailbericht van 19 september 2011 (zie hiervoor onder 2.8.) aan dat “de site van Cashpoint in Nederland” uit de lucht was gehaald en dat “alleen de lopende opdrachten van Cashpoint B.V.B.A. [zijn] voortgezet”. Voorts gaf [bestuurder] aan niet over de inlogcode te beschikken en dat de curator daarvoor bij [eiser] moest zijn.
4.8.
Dat de curator er door de berichten van [bestuurder] en [eiser] in september 2011 op bedacht had moeten zijn dat mogelijk niet alleen SIO gebruik maakte van het Skillsource-systeem, betekent evenwel niet dat de curator verantwoordelijkheid draagt voor de eventuele nadelige gevolgen voor Invoicetracker B.V.B.A. en/of [eiser] van het verstrekken van de toegangscode tot dat systeem aan DAS. Het moet de gefailleerde en Invoicetracker B.V.B.A. aangerekend worden dat zij geen duidelijkheid hebben verschaft over de wijze waarop het Skillsource-systeem door hen beiden werd gebruikt en welke van de daarin voorkomende klanten niet SIO, maar Invoictracker B.V.B.A. toebehoorden. Het lag op hun weg de curator daarover deugdelijk te informeren. Dat hebben zij niet gedaan. Integendeel, kennelijk is op enig moment de inlogcode gewijzigd -de door [bestuurder] verstrekte gegevens klopten niet meer in september 2011- zonder dat daarover met de curator is overlegd.
4.9.
In redelijkheid kan dan ook niet gezegd worden dat de curator onzorgvuldig heeft gehandeld door met medewerking van het bedrijf Skillsource toegang te krijgen tot het Skillsource-systeem en DAS daarvan gebruik te laten maken. De curator diende zich immers te richten op het belang van de boedel, dat gediend was met het vinden van een koper van het klantenbestand van SIO. Daarvoor was inzicht in dat klantenbestand en uiteindelijk toegang daartoe door de koper noodzakelijk, welke toegang hem niet werd verschaft door de gefailleerde en [eiser] .
4.10.
Het oordeel van de rechtbank dat de curator niet onzorgvuldig heeft gehandeld wordt niet anders door de brief die de curator in het kader van de verkoop aan DAS heeft doen sturen. Voor zover deze brief behalve aan voormalige klanten van SIO ook aan klanten van Invoicetracker B.V.B.A. is toegestuurd, treft de curator daarvan niet het doorslaggevende verwijt, zo volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen. Voorts geldt dat [eiser] niet heeft onderbouwd om welke klanten het hier concreet gaat. Ter comparitie heeft [eiser] aangegeven niet precies te weten welke klanten bij SIO dan wel bij Invoicetracker B.V.B.A. behoorden. Op de stelling van [gedaagde] dat geen klanten van Invoicetracker B.V.B.A. zijn aangeschreven en dat de twee door [eiser] met name genoemde klanten, Heyvaert N.V. en Fastre, tot het klantenbestand van SIO behoorden, is [eiser] in het geheel niet ingegaan. Niet vast staat dan ook dat klanten van Invoicetracker B.V.B.A. zijn aangeschreven.
4.11.
Ook overigens acht de rechtbank het verzenden van de hier bedoelde brief niet onrechtmatig jegens [eiser] en/of Invoicetracker B.V.B.A. Hoewel denkbaar is dat de inhoud van deze brief er -mede- voor kan hebben gezorgd dat een negatief beeld is ontstaan over de aan de failliet gelieerde onderneming van Invoicetracker B.V.B.A., betekent dat op zichzelf nog niet dat sprake is van onrechtmatigheid. Het staat immers niet vast dat de informatie die de curator in de brief over SIO heeft verstrekt onjuist is. Voor zover dat schadelijke informatie is, staat dan ook niet vast dat dat de curator is aan te rekenen.
4.12.
Het oordeel van de rechtbank luidt aldus dat van aansprakelijkheid van [gedaagde] geen sprake is. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Dat komt neer op € 282,- aan vastrecht, € 95,77 op explootkosten en op
€ 904,- aan salaris van de advocaat van [gedaagde] , gebaseerd op twee punten van liquidatietarief II, in totaal derhalve € 1.281,77. De vordering tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 1.281,77;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met
€ 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [eiser] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen;
5.4.
bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [eiser] deze dient te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [eiser] , voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente over die (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Boesman en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
1861/2309