Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van beide procedures:
3 augustus 2015, waarbij 32 producties in het geding zijn gebracht.
2.De feiten
3.Het verzoek van [werknemer] en het verweer van GVB daartegen
4.Het voorwaardelijke verzoek van GVB en het verweer van [werknemer] daartegen4.1 Voor het geval [werknemer] zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst intrekt, heeft GVB in een zelfstandige procedure de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] verzocht op basis van het sedert 1 juli 2015 geldende artikel 7:671 b BW. Aan dat verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is, dat van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. GVB betwist dat de thans ontstane situatie aan haar te wijten is, laat staan dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Zij meent dan ook dat er geen aanleiding bestaat om aan [werknemer] een andere vergoeding toe te kennen dan de transitievergoeding.
5.De beoordeling van het verzoek van [werknemer]
6.De beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van GVB6.1 GVB heeft haar verzoek geënt op de WWZ, waarbij zij er vanuit is gegaan dat nieuw recht op dit verzoek van toepassing is, aangezien het immers na 1 juli 2015 is ingediend.
7.De beslissing
uiterlijk op 25 september 2015 om 12.00 uurdoor de rechtbank te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een kopie daarvan aan de wederpartij;