ECLI:NL:RBROT:2015:6644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
C/10/456764 / HA ZA 14-819
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandeelhoudersgeschil en vordering tot uittreding ex artikel 3:343 BW

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aandeelhoudersgeschil, heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan. De eiser, [eiser] Holding, heeft een vordering ingesteld tot uittreding op basis van artikel 3:343 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een dergelijke vordering. De eiser en de gedaagde, [gedaagde1] en Autom8-it, hebben samen Autom8-it opgericht en zijn gezamenlijk bestuurders. De rechtbank concludeert dat de samenwerking tussen de aandeelhouders stroef verloopt, maar dat dit niet voldoende is om de vordering tot uittreding te rechtvaardigen. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] Holding af en veroordeelt haar in de proceskosten. In reconventie heeft Autom8-it een vordering ingesteld tegen [eiser] Holding, die ook wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat [eiser] Holding geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat de vordering tot terugbetaling van een onterecht uitgekeerd bedrag niet kan worden toegewezen. De rechtbank legt de proceskosten bij beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/456764 / HA ZA 14-819
Vonnis van 22 juli 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.H. den Otter te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde1],
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOM8-IT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres is reconventie,
advocaat mr. S.W. Claassen te Den Haag.
Eiseres zal hierna [eiser] Holding genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk (in enkelvoud) [gedaagde1] en afzonderlijk [gedaagde1] respectievelijk Autom8-it genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 21 juli 2014 en de door [eiser] Holding overgelegde producties;
  • de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 21 januari 2015, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met productie;
  • de brief van mr. Den Otter van 3 maart 2015;
- de brieven van mr. Claassen van 5 en 9 maart 2015;
- de brief van mr. Claassen van 10 maart 2015;
- de brief van mr. Den Otter van 11 maart 2015, met productie 12;
  • de brief van mr. Den Otter van 16 maart 2015, met producties;
  • de brief van mr. Claassen van 16 maart 2015, met één productie;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 24 maart 2015;
  • de pleitaantekeningen van mr. Den Otter;
  • de pleitaantekeningen van mr. Claassen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] Holding is de persoonlijke holding van de heer B.B. [eiser] (hierna: [eiser] ). [gedaagde1] is de persoonlijke holding van de heer A. [persoon1] (hierna: [persoon1] ).
2.2.
[eiser] Holding en [gedaagde1] hebben in mei 2009 Autom8-it opgericht ten behoeve van een samenwerking op het gebied van ontwikkeling van testsoftware.
2.3.
[eiser] en [persoon1] verrichtten consultancywerkzaamheden die door Autom8-it aan de klanten werden gefactureerd. [eiser] Holding en [gedaagde1] hadden jegens Autom8-it aanspraak op een maandelijks salaris van €.5.000,=.
2.4.
[eiser] Holding en [gedaagde1] houden ieder 50% van de in totaal 1.800 aandelen in Autom8-it.
2.5.
[eiser] Holding en [gedaagde1] besturen gezamenlijk Autom8-it.
2.6.
Tot het vermogen van Autom8-it behoort onder meer de door partijen ontwikkelde SAP testsoftware.
2.7.
[eiser] heeft op 3 december 2013 van de bankrekening van Autom8-it een bedrag van € 47.500,= aan [eiser] Holding en een bedrag van € 47.500 aan [gedaagde1] overgemaakt onder de vermelding ‘Interimdividend’.
2.8.
Per brief van 27 februari 2014 heeft (de advocaat van) [gedaagde1] [eiser] Holding gesommeerd het bedrag van € 47.500,= aan Autom8-it terug te betalen.
2.9.
[eiser] Holding en [gedaagde1] hebben vanaf begin 2013 overleg gevoerd over de mogelijkheid tot het verbreken van de samenwerking, daaronder begrepen door de verkoop en overdracht van de door [eiser] Holding gehouden aandelen in Autom8-it aan [gedaagde1] . Dit overleg heeft niet tot geleid tot overeenstemming.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vordering van [eiser] Holding luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1) [gedaagde1] ex artikel 2:343 BW te veroordelen om binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis van [eiser] Holding haar 900 aandelen in Autom8-it genummerd 1 t/m 900 over te nemen tegen betaling aan [eiser] Holding van de prijs, zoals deze ex artikel 2:239 lid 1 juncto 2:340 lid 1 BW door de rechtbank zal worden vastgesteld;
2) [gedaagde1] te veroordelen in de kosten van de procedure, die van de deskundige(n) daaronder begrepen;
3) Autom8-it naast [gedaagde1] ex artikel 2:343 BW te veroordelen om de aandelen van [eiser] Holding in Autom8-it genummerd 1 t/m 900 voor een door de rechtbank ex artikel 2:339 lid 1 juncto 2:340 lid 1 BW te bepalen prijs over te nemen, zulks voorwaardelijk, te weten in het geval en voor zover [gedaagde1] niet binnen een termijn van twee weken na het in deze zaak te wijzen vonnis in staat is gebleken aan het onder 1 en 2 gevorderde te voldoen;
4) ex artikel 3:300 BW te bepalen dat in het geval [gedaagde1] noch Autom8-it binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis meewerkt aan het onder 1 respectievelijk 3 gevorderde, het in deze te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in de wettige vorm opgemaakte akte van volmacht aan iedere medewerker van het door [eiser] Holding aangewezen notariskantoor om namens [gedaagde1] te compareren bij de akte van overdracht va de aandelen van [eiser] Holding in Autom8-it genummerd 1 t/m 900.
3.2.
Het verweer van [gedaagde1] strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] Holding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in conventie, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vordering van Autom8-it luidt om [eiser] Holding bij vonnis te veroordelen:
primair:
tot betaling van € 48.444,79 aan Autom8-it, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
subsidiair:
tot betaling van € 48.761,03 aan Autom8-it, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
meer subsidiair:
te verklaren voor recht dat [eiser] Holding in strijd heeft gehandeld met artikel 2:9 BW en uit hoofde van onbehoorlijk bestuur aansprakelijk is voor de daardoor door Autom8-it gelden schade nader op te maken bij staat,
met veroordeling van [eiser] Holding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure in reconventie, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis.
3.5.
Het verweer van [eiser] Holding strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [gedaagde1] en Autom8-it hoofdelijk in de kosten van de procedure in reconventie.
3.6.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiser] Holding grondt haar vordering op artikel 2:343 BW.
4.2.
Op grond van artikel 2:343 lid 1 BW kan de aandeelhouder die door gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd tegen de mede-aandeelhouders een vordering tot uitreding instellen, inhoudende dat zijn aandelen worden overgenomen.
4.3.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser] Holding het volgende. Vanaf begin 2013 bestaat tussen [eiser] Holding en [gedaagde1] geen vruchtbare samenwerking meer. Hierdoor is Autom8-it onbestuurbaar. Doordat [eiser] Holding als bestuurders enkel gezamenlijk bevoegd zijn Autom8-it te vertegenwoordigen, staken de stemmen over ieder besluit. Om die reden is nog geen dividenduitkering gedaan en is de jaarrekening over 2013 nog niet vastgesteld noch is de daarop betrekking hebbende factuur van de accountant voldaan. Voorts is door [gedaagde1] een door [eiser] Holding uitgebrachte offerte aan het bedrijf [betrokkene] afgekeurd. Daarnaast traineert [gedaagde1] betalingen van Autom8-it aan [eiser] Holding en keert [gedaagde1] ten onrechte gelden van Autom8-it aan zichzelf uit. Verkoop door [eiser] Holding van haar aandelen in Autom8-it aan een derde is gelet erop dat de activiteiten in de vennootschap worden ontplooid door de aandeelhouders zelf geen reële optie.
4.4.
[gedaagde1] betwist dat aan de vereisten is voldaan die artikel 2:343 BW aan een vordering tot uittreding stelt. Volgens [gedaagde1] verloopt de samenwerking tussen [eiser] Holding en [gedaagde1] stroef, omdat [eiser] Holding van augustus 2011 tot en met mei 2012 geen en vervolgens slechts parttime consultancywerkzaamheden heeft verricht, terwijl wel een volledig salaris werd ontvangen. Daarnaast heeft [eiser] Holding haar administratieve taken verwaarloosd, in ieder geval vanaf het moment dat [eiser] in 2013 naar Duitsland is verhuisd.
4.5.
De vordering tot uittreding van artikel 2:343 BW biedt een uitweg aan de aandeelhouder die door gedragingen van zijn mede-aandeelhouder zozeer in zijn positie wordt bekneld of benard dat voortzetting van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. De gedachte van de wetgever is dat een dergelijke aandeelhouder onder omstandigheden aan zijn onhoudbaar geworden positie een einde moet kunnen maken. Hoewel voor toewijzing van een vordering van een aandeelhouder op grond van artikel 2:343 BW niet is vereist dat de mede-aandeelhouder zich heeft misdragen geldt wel de voorwaarde dat de rechten of belangen van de aandeelhouder door gedragingen van de mede-aandeelhouder worden geschaad. De stelling van [eiser] Holding dat voor toewijzing volstaat dat Autom8-IT thans geen activiteiten ontplooid en partijen niet tot een redelijke oplossing kunnen komen, is derhalve niet juist.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door [eiser] Holding aangevoerde feiten en omstandigheden niet volgt dat [eiser] Holding door gedragingen van [gedaagde1] in haar rechten is geschaad. Volgens [eiser] Holding heeft de weigerachtige houding van [gedaagde1] ertoe heeft geleid dat partijen niet tot een oplossing kunnen komen maar dit is door [gedaagde1] gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde1] was en is [eiser] Holding slechts uit op ontbinding van de vennootschap en verdeling van het vermogen. [gedaagde1] heeft terecht aangevoerd dat uit het feit dat hij, evenals [eiser] Holding, voorwaarden aan een eventuele koop van de aandelen of de activa stelt (zoals de voorwaarde dat daarbij ook een concurrentiebeding moet worden overeengekomen) niet volgt dat daardoor de belangen van [eiser] Holding worden geschaad.
Er is dus geen sprake van een voor [eiser] Holding onhoudbare situatie die is toe te rekenen aan gedragingen van [gedaagde1] of een door hem ingenomen (onredelijke) weigerachtige houding.
Evenmin is gebleken dat [eiser] Holding zich in een benarde of beknelde positie bevindt. [eiser] Holding en [gedaagde1] houden elk 50% van de aandelen en [eiser] Holding is net als [gedaagde1] nog steeds bestuurder van de onderneming (ondanks het feit dat [eiser] Holding in 2013 naar Duitsland is verhuisd en hij zich sindsdien niet meer met het bestuur en de administratie van de vennootschap bezig houdt).
In die situatie biedt artikel 2:343 BW naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag om [gedaagde1] te dwingen de aandelen van [eiser] Holding over te nemen. De op artikel 2:343 BW gegronde vordering van [eiser] Holding zal derhalve worden afgewezen.
4.7.
[eiser] Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde1] worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten* × tarief € 452,00)
Totaal € 1.512,00
* conclusie van antwoord (1), comparitie van partijen (1)
in reconventie
4.8.
[gedaagde1] gronden hun primaire vordering tot terugbetaling door [eiser] Holding van een bedrag van € 48.444,79 op het volgende. Aan de uitkering aan [eiser] Holding op 3 december 2013 van een bedrag van € 47.500,= ligt geen (geldig) aandeelhoudersbesluit ten grondslag en hiervoor is ook geen goedkeuring door het bestuur van Autom8-it verleend. Daarmee is de onttrekking onrechtmatig. De verschenen wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2014 tot en met 22 oktober 2014 heeft Autom8-it berekend op € 944,79.
4.9.
[eiser] Holding ten eerste aan dat [gedaagde1] is niet bevoegd om alleen Autom8-it in deze procedure te vertegenwoordigen, omdat Autom8-it vertegenwoordigd dient te worden door de gezamenlijke bestuurders.
4.10.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Ingevolge artikel 2:240 lid 2 BW komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vennootschap toe aan iedere bestuurder, behoudens voor zover daarvan wordt afgeweken in de statuten. [eiser] Holding heeft onvoldoende concreet onderbouwd dat van een dergelijke beperking in de statuten sprake is, terwijl deze de rechtbank ook niet gebleken. Dat [gedaagde1] op nog andere gronden niet bevoegd was Autom8-it te vertegenwoordigen is gesteld noch gebleken. Derhalve is [gedaagde1] bevoegd namens Autom8-it de reconventionele vorderingen in te stellen.
4.11.
[eiser] Holding voert verder aan dat zij terecht overgegaan tot de uitkering, omdat Autom8-it op het moment van de uitkering niet meer actief was en om die reden geen behoefte meer had aan liquiditeiten
4.12.
De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt. Ten tijde van de uitkering van het bedrag van € 47.500,= waren partijen al geruime tijd in gesprek over de afwikkeling van Autom8-it. Voorts factureerden [eiser] Holding en [gedaagde1] niet meer vanuit Autom8-it aan hun klanten. Daarnaast heeft ook [gedaagde1] een bedrag van € 47.500,= uitgekeerd gekregen en tegen die uitkering pas bezwaar gemaakt nadat bijna drie maanden waren verstreken. Tegen die achtergrond acht de rechtbank niet uitgesloten dat [eiser] Holding veronderstelde dat de uitkering aan [eiser] Holding en [gedaagde1] de goedkeuring van het bestuur van Autom8-it had. Daarmee is geen sprake van een onrechtmatige onttrekking. De primaire vordering komt alleen daarom al niet voor toewijzing in aanmerking.
4.13.
[gedaagde1] stelt subsidiair dat sprake is van onbehoorlijk bestuur door [eiser] Holding. De onttrekking van € 47.500,= is in strijd met artikel 21 van de statuten van Autom8-it, artikel 2:216 BW en artikel 2:239 BW. Voorts heeft [eiser] Holding in 2010 verzuimd bij de fiscus aan te geven wat de rechtsverhouding tussen Autom8-it, [eiser] Holding en [gedaagde1] is. Daarop is nader onderzoek door de fiscus gedaan. In dat verband heeft Autom8-it accountantskosten gemaakt die vermijdbaar waren geweest. Daarbij is [eiser] thans werkzaam voor [betrokkene] , een klant van Autom8-it. Daarmee onthoudt [eiser] Holding een corporate opportunity aan Autom8-it.
4.14.
[eiser] Holding betwist dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Het nader onderzoek door de belastingdienst zag op tegenstrijdige verklaringen van het accountantskantoor. De accountantskosten zijn niet onnodig gemaakt. [eiser] Holding heeft ook niet een corporate opportunity aan Autom8-it onthouden. [eiser] Holding en [gedaagde1] hebben op zeker moment afgesproken dat zij klanten niet meer via Autom8-it maar middels hun eigen vennootschap zouden factureren.
4.15.
Voor aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:9 BW is vereist dat aan [eiser] Holding een ernstig verwijt van zijn handelen of nalaten kan worden gemaakt. Daarvan is sprake als geen redelijk handelend bestuurder onder gelijke omstandigheden op dezelfde wijze zou hebben gehandeld. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij onder meer om de aard van de door Autom8-it uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] Holding geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft [eiser] Holding niet in strijd met de statuten of de wet gehandeld door een uitkering van € 47.500,= aan zichzelf te doen. De rechtbank acht de stelling dat [eiser] Holding accountantskosten heeft gemaakt die vermijdbaar waren geweest in het licht van het verweer van [eiser] Holding onvoldoende nader onderbouwd. Nu voorts niet in geschil is dat [eiser] Holding en [gedaagde1] op zeker moment hebben afgesproken klanten van Autom8-it wederom via hun eigen holding te factureren, en ook [gedaagde1] op deze wijze aan klanten van Autom8-it heeft gefactureerd, acht de rechtbank niet aannemelijk dat [eiser] Holding een corporate opportunity aan Autom8-it heeft onthouden. Het beroep op artikel 2:9 BW faalt derhalve. Daarmee komen de subsidiaire en meer subsidiaire vordering niet voor toewijzing in aanmerking.
4.17.
[gedaagde1] zal, nu de eis in reconventie door zowel [gedaagde1] als Autom8-it is ingesteld, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde [eiser] Holding worden begroot op:
- salaris advocaat € 894,00 (1 punt* × tarief € 894,00)
* conclusie van antwoord in reconventie

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] Holding in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde1] tot op heden begroot op € 1.512,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt Van [gedaagde1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] Holding tot op heden begroot op € 894,00,
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Boesman en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
2111/2309