Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde1] ,
[gedaagde2],
[gedaagde3],
[gedaagde4],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juni 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2015.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de nietigverklaring van een testament. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E.H. Dumont, vorderde onder andere de nietigheid van het testament dat op 29 november 2013 door de erflater was opgemaakt. De erflater was op dat moment gehuwd met eiseres en had eerder een testament opgesteld dat hij op 29 november 2013 herroepen had. Eiseres stelde dat de erflater niet wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament en dat dit testament daarom nietig was. De gedaagden, waaronder de executeurs van de nalatenschap, werden vertegenwoordigd door mr. K.A. Boshouwers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Dit kwam voort uit het feit dat eiseres de executeurs en erfgenamen in persoon had gedagvaard, terwijl hun aandeel in de nalatenschap onder bewind was gesteld. De rechtbank oordeelde dat de executeurs in hun hoedanigheid van testamentair bewindvoerder in rechte betrokken hadden moeten worden. De rechtbank onderschreef het standpunt van de gedaagden en verklaarde eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
Daarnaast werd eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 1.189,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procesvoering en de noodzaak om de juiste partijen in hun hoedanigheid te dagvaarden in zaken die betrekking hebben op nalatenschappen en testamenten.