ECLI:NL:RBROT:2015:6947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
C/10/480133 / FA RK 15-5484
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor schoolkeuze van minderjarige

In deze zaak verzoekt de vrouw om vervangende toestemming voor de inschrijving van haar dochter op een andere basisschool. De vrouw stelt dat deze school beter aansluit bij de behoeften van haar dochter, die gevoelig is voor externe prikkels en baat heeft bij structuur en rust. De man verzet zich tegen deze inschrijving en stelt dat de huidige school een vertrouwde omgeving is voor hun dochter, die ook al een Sovatraining volgt om haar zelfvertrouwen te vergroten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 augustus 2015, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals de raad voor de kinderbescherming. De rechtbank oordeelt dat de vrouw haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel de vrouw valide argumenten kan hebben voor de schoolwisseling, is het aan beide ouders om hierover samen in gesprek te gaan. De rechtbank adviseert partijen om dit onderwerp te bespreken in het kader van hun mediationtraject. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af en houdt de beslissing over de zorgregeling aan tot een later moment, waarbij partijen worden verzocht de rechtbank te informeren over de resultaten van de mediation.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie 2
zaaknummer / rekestnummer: C/10/480133 / FA RK 15-5484
Beschikking van 11 september 2015 betreffende vervangende toestemming schoolkeuze
in de zaak van:
[naam 1], de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A.P. van Elswijk,
t e g e n
[naam 2], de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. R.S. Boonstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 7 juli 2015;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen;
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 augustus 2015.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door mr. M. Veeken, namens mr. Boonstra voornoemd;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 18 juli 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 2 juli 2007 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Bij voormelde beschikking is de gewone verblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
3.1.1.
De vrouw verzoekt aan haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige [dochter] in te schrijven op basisschool [naam school] te [plaats school] , met ingang van het nieuwe schooljaar. De vrouw voert als grondslag voor haar verzoek aan dat deze school het beste voldoet aan de behoeften van [dochter] . Zij heeft hierover overleg gehad met de man, echter de man kan zich niet vinden in de inschrijving op [naam school] .
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer en heeft afwijzing van het verzoek bepleit.
3.1.3.
Partijen zijn naar aanleiding van een kortgedingprocedure een mediationtraject gestart waarbij de uitbreiding van de zorgregeling van [dochter] en [zoon] onderwerp van gesprek is, alsmede de schoolkeuze voor [dochter] . De vrouw stelt dat inmiddels duidelijk is dat partijen in mediation geen overeenstemming gaan bereiken over de schoolkeuze. De man heeft dit ter zitting erkend. De rechtbank zal derhalve overgaan tot een inhoudelijke behandeling van onderhavig verzoek van de vrouw.
3.1.4.
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat [naam school] het beste aansluit bij de behoefte van [dochter] . Zij is gevoelig voor externe prikkels en daarom heeft zij baat bij structuur en rust die naar de vrouw meent bij [naam school] meer geboden wordt. Voorts stelt de vrouw dat de schoolprestaties van [dochter] niet aansluiten bij haar capaciteiten. De communicatie met de leiding van de huidige school verloopt niet optimaal en zij heeft geen vertrouwen meer in de huidige school.
3.1.5.
De man heeft ter zitting naar voren gebracht dat de huidige school van [dochter] een voor haar vertrouwde omgeving is. Bovendien gaan haar oudere broer en halfbroertje naar dezelfde school. Op deze school wordt goed ingespeeld op de behoefte van [dochter] . Zo is zij aangemeld voor een Sovatraining om haar zelfvertrouwen te vergroten. Ook is er aandacht voor haar concentratieproblemen. De man acht het niet in het belang dat [dochter] van school verandert. Dit geldt te meer nu het schooljaar reeds is gestart en de schoolwisseling een procedure betreft die zes weken duurt. Los daarvan betwist de man dat de vrouw haar wens van tevoren met hem besproken heeft. De man kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de wens van de vrouw is ingegeven doordat de vrouw op die manier zijn huidige partner niet meer hoeft tegen te komen op school.
3.1.6.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. In haar verzoekschrift stelt zij enkel dat de school [naam school] het beste voldoet aan de behoeften van de minderjarigen zonder dit met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Ter zitting heeft zij haar stelling wel nader toegelicht, doch deze toelichting is niet nader met bescheiden onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Te denken valt bijvoorbeeld aan schoolrapporten en/of gespreksverslagen van een interne begeleiders aangaande de schoolontwikkeling van de minderjarige, dan wel van andere instanties. Nu de vrouw haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat een schoolwijziging op dit moment in het belang van [dochter] is, zodat het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
3.1.7.
De rechtbank realiseert zich dat vertrouwen in een school voor een groot deel een gevoelskwestie is. Zij sluit ook niet uit dat de vrouw valide argumenten heeft om een wisseling van school in het belang van [dochter] te achten. Het is echter de verantwoordelijkheid van beide ouders om hierover samen het gesprek aan te gaan, waarbij beiden open dienen te staan voor de argumenten van de ander. De rechtbank geeft partijen derhalve in overweging de wens van de vrouw voor de overstap naar een andere school onderwerp van gesprek te laten zijn in mediation.
3.2.
Uitbreiding regeling verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.2.1.
De man heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht, de huidige verdeling van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen uit te breiden in die zin dat zij eenmaal in de week op dinsdag of donderdag van 15.00 uur tot de volgende dag 8.30 uur bij de man verblijven.
3.2.2.
Partijen zijn overeengekomen dat de eventuele uitbreiding van de zorgregeling onderwerp van gesprek zal zijn gedurende het inmiddels door partijen in gang gezette mediationtraject.
3.2.3.
De rechtbank zal in afwachting van het resultaat hiervan de beslissing op dit punt aanhouden tot na te noemen datum. Partijen wordt verzocht alsdan of zoveel eerder als het mediationtraject is afgerond, de rechtbank nader te berichten omtrent de resultaten van het traject.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de vrouw;
en alvorens verder te beslissen:
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de zorgregeling wordt aangehouden tot
1 december 2015 PRO FORMA, met verzoek aan de advocaten van partijen uiterlijk twee weken vóór laatstgenoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten omtrent de resultaten van de mediation.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.P. Eekhout op
11 september 2015.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.