Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 september 2014,
- het faxbericht van mr. Lagerweij d.d. 24 november 2014, met een productie,
- het faxbericht van mr. Reuser d.d. 28 november 2014,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2014.
2.De feiten
7.De beslissing
De voorzieningenrechter,
3.Het geschil
(…)
4.De beoordeling van de vordering
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
Een redelijke uitleg van het bovenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank dan ook mee dat [eiser] aan [gedaagde] de per datum van overdracht - 1 juni 2011 - materieel geldende huurovereenkomsten diende te overleggen.
[gedaagde] stelde bij conclusie van antwoord weliswaar dat de huurprijs van € 550,- niet de “dan” geldende huurprijs betrof, doch heeft ter onderbouwing daarvan slechts verwezen naar het vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis biedt de beoogde steun echter niet nu daarin, zoals reeds overwogen, expliciet is vermeld dat de daar bedoelde huurovereenkomst met [huurder] tegen een huurprijs van € 795,- per maand - is geëindigd per 31 mei 2011. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen zijn aan de verbeurdverklaring van dwangsommen ten grondslag liggende stelling nader te onderbouwen, te preciseren en/of concreet te bewijzen aan te bieden. [gedaagde] laat echter blijkens zijn standpunt ter comparitie uitdrukkelijk in het midden of de huurprijs per 1 juni 2011 (inmiddels) daadwerkelijk € 550,- bedroeg.
Dit klemt temeer daar voor het standpunt van [eiser] aansluiting is te vinden in het door [gedaagde] overgelegde overzicht van de door [huurder] sinds 1 juni 2011 gedane betalingen, waaruit blijkt dat [huurder] - zij het niet altijd stipt en volledig - per maand
Nu in de door [eiser] aan [gedaagde] per 1 juni 2011 overgelegde huurovereenkomst - naar moet worden aangenomen - de op dat moment daadwerkelijk geldende huurprijs is vermeld en daarover toen ook kennelijk geen geschil met [huurder] bestond (en tussen hen op dat moment overigens ook nog geen geschil bestond ten aanzien van de voordien geldende huur), kan de enkele omstandigheid dat de overgelegde huurovereenkomst een verkeerde (ingangs-)datum vermeldt niet tot de conclusie leiden dat [eiser] niet aan zijn verplichtingen uit het vonnis heeft voldaan.
[gedaagde] heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat [eiser] niet heeft voldaan aan de door de voorzieningenrechter bij vonnis van 16 mei 2011 aan [eiser] opgelegde verplichtingen.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding [gedaagde] alsnog in de gelegenheid te stellen zijn stellingen nader te onderbouwen en de door [eiser] gestelde toedracht omtrent de huurverlaging per 1 juni 2011 inzake [huurder] te onderzoeken. Zoals reeds overwogen betwist [gedaagde] niet althans onvoldoende dat op 1 juni 2011 voor [huurder] materieel een huurprijs van € 550,00 gold en is dit van doorslaggevend belang voor de beoordeling van de vraag of [eiser] aan het vonnis van de voorzieningenrechter heeft voldaan.
tegen gelijktijdige voldoening van al hetgeen [eiser]tot aan de datum van het transport uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomst met betrekking tot het pand verschuldigd is. De enkele omstandigheid dat geen dwangsommen zijn verbeurd en [gedaagde] uit dien hoofde dus geen aanspraak kan maken op het depotbedrag brengt derhalve niet, althans niet automatisch mee dat er geen reden meer is om het bedrag in depot te houden.
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)