Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
B.V. Zeehavenbedrijf Dordrecht (“ZHD”),
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 24 juli 2015;
- het verweerschrift.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen B.V. Zeehavenbedrijf Dordrecht (ZHD) en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 3 juli 1995 in dienst bij ZHD en vervulde de functie van kraanmachinist met een bruto maandsalaris van € 3.344,00. Het verzoek tot ontbinding werd ingediend naar aanleiding van een klacht van een naastgelegen bedrijf over de werkzaamheden van de werknemer. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2015 hebben partijen overeenstemming bereikt over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de vergoeding die aan de werknemer zou worden betaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond was voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek, en dat herplaatsing van de werknemer niet in de rede lag. De partijen hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2016 zou eindigen, met een opzegtermijn van vier maanden. ZHD is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 80.000,- bruto aan de werknemer, bestaande uit de transitievergoeding en een extra overeengekomen vergoeding. De overige afspraken tussen partijen zijn buiten beschouwing gelaten, en de proceskosten zijn door elk van de partijen zelf te dragen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter R.R. Roukema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.