ECLI:NL:RBROT:2015:7177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/480580 / KG ZA 15-790
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis tot opheffing van conservatoir beslag op woning ex-echtgenote

In deze zaak, die op 25 september 2015 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderden eisers in conventie de opheffing van een op 17 juni 2015 door gedaagde gelegd executoriaal beslag op hun woning. De eisers, bestaande uit eiseres sub 1 en eiser sub 2, waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hadden een affectieve relatie met gedaagde, die eiseres sub 1 in 2014 had aangeklaagd voor een vordering van € 25.000,00. Gedaagde had beslag gelegd op de woning van de eisers, die zij op 31 maart 2015 had gekocht voor € 265.500,00, en op het loon van eiser sub 2. De rechtbank oordeelde dat het beslag op de woning niet in stand kon blijven, omdat gedaagde geen in redelijkheid te respecteren belang had bij het voortduren van het beslag. De voorzieningenrechter overwoog dat de executie van de woning een spoedeisend belang met zich meebracht, maar dat de belangen van de eisers zwaarder wogen. De rechtbank stelde vast dat gedaagde geen zicht had op voldoening van zijn vordering bij executoriale verkoop van de woning, aangezien de woning recent was aangekocht en er geen overwaarde was. Bovendien had gedaagde al beslag gelegd op het loon van eiser sub 2, waardoor zijn vordering binnen een redelijke termijn zou worden voldaan. De rechtbank besloot het beslag op de woning op te heffen en gedaagde te veroordelen tot doorhaling van het beslag, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldeed. In reconventie werd de vordering van gedaagde tot overlegging van financiële stukken door eisers afgewezen, omdat hij geen juridische grondslag had aangedragen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/480580 / KG ZA 15-790
Vonnis in kort geding van 25 september 2015
in de zaak van

1.[eiseres1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.M.E. Bowmer te Dordrecht,
tegen
ROELAND LEON WILLIBRORDUS MARIA [gedaagde],
wonende te [woonplaats2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep.
Eisers in conventie zullen hierna gezamenlijk [eisers] en afzonderlijk eiseres sub 1 en eiser sub 2 genoemd worden. Gedaagde in conventie zal [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 11 augustus 2015 met producties 1 tot en met 8
  • het verweerschrift met producties tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling d.d. 21 augustus 2015
  • de pleitnota van [eisers]
  • de brief van de zijde van [eisers] d.d. 10 september 2015 met 4 bijlagen
  • de brief van de zijde van [gedaagde] d.d. 11 september 2015 met 1 bijlage.
1.2.
Partijen hebben ter zitting verzocht de procedure aan te houden tot 11 september 2015. Vervolgens is op verzoek van [eisers] vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres sub 1 en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad, waarbij zij gedurende enige jaren met elkaar hebben samengewoond. In 2011 is deze relatie verbroken en is eiseres sub 1 met de uit deze relatie geboren kinderen elders gaan wonen.
2.2.
In 2014 zijn eiseres sub 1 en eiser sub 2 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.3.
Bij vonnis van de kantonrechter te Leiden d.d. 29 oktober 2014 is eiseres sub 1
veroordeeld om een bedrag van € 25.000,00 aan [gedaagde] te voldoen.
2.4.
[eisers] heeft op 31 maart 2015 een woning aan het adres [adres] , gekocht voor een bedrag van € 265.500,00 (hierna: “de woning”).
2.5.
Op 17 juni 2015 heeft [gedaagde] ten laste van eiseres sub 1 beslag doen leggen op de woning. De beslaglegging is vervolgens op 22 juni 2015 tijdig aan [eisers] overbetekend.
2.6.
Op 15 juli 2015 heeft [gedaagde] beslag doen leggen op het loon van eiser sub 2. Na aanpassing van de beslagvrije voet wordt daarop maandelijks, met uitzondering van de maand mei, een bedrag van € 722,16 ingehouden. Eerder is onder meer beslag gelegd onder ING Bank en, tot twee maal toe, onder Rabobank Groene Hart.
2.7.
Op 9 september 2015 bedroeg de uitstaande vordering in hoofdsom € 17.361,77.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
het op 17 juni 2015 op de woning gelegde executoriale beslag op te heffen;
[gedaagde] te bevelen om binnen één dag na het wijzen van dit vonnis al het nodige te doen om het beslag door te halen, op straffe van een dwangsom van € 1,000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
[gedaagde] te verbieden om opnieuw beslag te leggen op de woning, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde] dit verbod overtreedt;
[gedaagde] te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, althans (subsidiar) conform het liquidatietarief.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat - [eisers] te veroordelen de volgende financiële stukken over te leggen:
  • Aangifte inkomstenbelasting van [eisers] over de jaren 2013 en 2014;
  • Jaaropgave 2014 van [eisers]
  • Recente loonstroken en/of uitkeringsspecificaties
  • Volledige hypotheekofferte van Obvion hypotheken
  • Overzicht woonlasten.
4.2.
[eisers] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Hoewel niet is gebleken dat [gedaagde] executie van de woning heeft aangezegd, en evenmin dat de hypotheekhouder op dat punt enige stappen heeft ondernomen, levert een executoriaal beslag in beginsel een spoedeisend belang op. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een beslag van welke aard dan ook krachtens door een hypotheekbank gehanteerde algemene voorwaarden reden is, althans kan zijn, om de lening op te zeggen en volledige betaling van de hypotheekschuld op te eisen, waarna veelal snel een executieveiling volgt. Daarbij wordt in dit geval voorts nog meegewogen dat de woning geheel is aangepast ten behoeve van het meervoudig gehandicapte kind van eiseres sub 1 en [gedaagde] en [eisers] heeft onbetwist gesteld dat het niet eenvoudig zal zijn om bij eventuele executoriale verkoop een andere passende woning te vinden.
5.2.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
5.3.
Gesteld noch gebleken is dat in casu sprake is van een juridische of feitelijke misslag, dan wel dat door de executie van het vonnis een noodtoestand aan de zijde van [eisers] zal ontstaan. Ter zitting heeft eiseres sub 1 nog wel aangevoerd dat het vonnis dat geëxecuteerd wordt, een aantal onjuiste uitgangspunten hanteert. De voorzieningenrechter gaat daaraan voorbij nu die punten niet nader zijn benoemd, eiseres sub 1 in de procedure die tot het vonnis heeft geleid met een advocaat verschenen is, en er blijkbaar om haar moverende redenen voor heeft gekozen om geen beroep tegen het vonnis in te stellen.
5.4.
[eisers] heeft een beroep gedaan op artikel 3:13 lid 2 BW, te weten misbruik van (executie)bevoegdheid. Van een dergelijk misbruik kan sprake zijn indien de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Dat hiervan in deze sprake is, is onvoldoende gebleken.
5.5.
Ook kan volgens het genoemde artikellid van misbruik van bevoegdheid sprake zijn, indien de betrokken partij, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval sprake, en wel op grond van het hierna volgende.
5.5.1.
[gedaagde] heeft, gezien de onvoldoende betwiste stellingen van [eisers] dienaangaande, geen zicht op voldoening van zijn vordering bij executoriale verkoop van de woning. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de woning recent is aangekocht, zodat niet te verwachten valt dat er al (veel) op de hypotheekschuld afgelost zal zijn en evenmin dat er (al) veel overwaarde op zit. Te verwachten valt dan ook dat een eventuele opbrengst volledig naar de hypotheekhouder zal gaan. Hierbij is van belang dat beslag dient tot verhaal op het beslagen vermogen en niet - bijzondere omstandigheden daargelaten - om de beslagene op oneigenlijke wijze in een dwangpositie te brengen en zodoende het beslag enkel als pressiemiddel te gebruiken om alsnog een deel van de vordering voldaan te krijgen. Het komt de voorzieningenrechter voor dat het laten voortduren van het beslag door [gedaagde] enkel wordt gebruikt als pressiemiddel en mogelijk zelfs als middel om [eisers] in de problemen te brengen ten aanzien van de bank die de lening onder hypothecair verband met [eisers] is aangegaan. Van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld is overigens niet gebleken.
5.5.2.
Van belang is verder dat [gedaagde] inmiddels beslag heeft laten leggen op het loon van eiser sub 2, waardoor maandelijks gelden worden geïnd door [gedaagde] . Hierdoor zal de vordering van [gedaagde] binnen een redelijke termijn worden voldaan.
5.5.3.
Ten slotte heeft eiseres sub 1 al in 2014 een aanbod gedaan om over te gaan tot verrekening van de desbetreffende vordering met de door [gedaagde] verschuldigde alimentatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] geen enkel in rechte te respecteren belang heeft aangevoerd om die verrekening te weigeren. Integendeel, door in te stemmen met die verrekening zal [gedaagde] alleen maar sneller zijn voldaan.
5.6.
Al met al is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [gedaagde] , het onder 5.5. overwogene in aanmerking nemend, in redelijkheid in ieder geval niet tot handhaving van het beslag op de woning had kunnen komen.
5.7.
De voorzieningenrechter zal het executoriale beslag zelf opheffen. [gedaagde] zal, op straffe van een dwangsom, zorg dienen te dragen voor doorhaling van dat beslag. Daartoe zal hem een iets ruimere termijn dan gevorderd worden gegund.
De vordering om [gedaagde] te verbieden opnieuw beslag te leggen op de woning wordt afgewezen. Ten eerste omvat de vordering alle soorten beslag en daarnaast valt niet uit te sluiten dat er in de toekomst, op grond van gewijzigde feiten en/of omstandigheden, reden kan bestaan om over te gaan tot het doen leggen van conservatoir dan wel executoriaal beslag.
5.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden om af te zien van het gebruik om de proceskosten tussen ex-partners te compenseren.
Aansluiting wordt gezocht bij het liquidatietarief, nu de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet voor vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 96,16
- griffierecht 285,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.197,16

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[gedaagde] heeft zijn vordering tot overlegging van de door hem genoemde financiële stukken niet voorzien van een juridische grondslag. Hij heeft niet gesteld op welke grond [eisers] gehouden kan worden deze stukken aan hem over te leggen. Daarbij komt dat uit de stukken volgt dat de deurwaarder reeds een verhaalsonderzoek naar inkomsten heeft verricht. Niet valt in te zien waarom [eisers] , ondanks dit onderzoek, nog stukken aan [gedaagde] persoonlijk zou moeten overleggen.
6.2.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eisers] begroot op € 408,00 aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
heft het op 17 juni 2015 door [gedaagde] gelegde beslag op de woning aan het adres [adres] op,
7.2.
beveelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis al het nodige te doen om het beslag op de woning te doen doorhalen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 5.000,00,
7.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.197,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
wijst de vordering af,
7.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 408,00.
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2015.2026/2009