ECLI:NL:RBROT:2015:7580
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.M.J. Adriaansen
- W.M.P.M. Weerdesteijn
- A.M.E.A. Neuwahl
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ZW-uitkering aan ex-werknemer en de gevolgen voor de werkgever onder de Wet bezava
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan een ex-werknemer. De ex-werknemer was sinds 9 juli 2012 in dienst bij eiseres als medewerker bouw, maar zijn dienstverband werd op 6 augustus 2012 beëindigd. Verweerder kende de ex-werknemer met ingang van diezelfde datum een ZW-uitkering toe, wat eiseres betwistte. Eiseres stelde dat de ex-werknemer op het moment van beëindiging van het dienstverband arbeidsgeschikt was en dat de toekenning van de uitkering onterecht was, omdat de werknemer niet ziek was gemeld en zijn dienstverband eindigde vanwege andere redenen.
De rechtbank oordeelde dat de toekenning van de ZW-uitkering aan de ex-werknemer op goede gronden was gedaan, gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de toekenning, maar de rechtbank oordeelde dat dit bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in verzuim was, omdat de wetgeving rondom de premiedifferentiatie van de Wet bezava pas per 1 januari 2014 in werking trad, en dat eiseres niet kon voorzien dat dit gevolgen zou hebben voor de toekenning van de ZW-uitkering aan de ex-werknemer.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de toekenning van de ZW-uitkering aan de ex-werknemer terecht was. De rechtbank benadrukte dat de werkgever de mogelijkheid had om bezwaren naar voren te brengen, maar dat de toekenning van de uitkering op zichzelf stond en niet afhankelijk was van de begeleiding en re-integratie van de ex-werknemer door verweerder. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2015.