ECLI:NL:RBROT:2015:7707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
C/10/484922 / KG ZA 15-1037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over eigendomsrecht en executie van goederen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de gerechtsdeurwaarder een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam. De deurwaarder vroeg om een beslissing over de vraag of het gepretendeerde eigendomsrecht van De Grote Uil B.V. in de weg staat aan de executie van goederen die in beslag zijn genomen op verzoek van Westpoint Beheer B.V. De zaak is ontstaan na een eerder vonnis van 13 augustus 2015, waarin Eye4Kids B.V. en Westpoint betrokken waren. De deurwaarder heeft op 30 september 2015 een mondelinge behandeling gehad, waarbij Eye4Kids en De Grote Uil niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Westpoint een executoriale titel heeft om de goederen te verkopen, en dat het eigendomsrecht van De Grote Uil niet aannemelijk is gemaakt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van Westpoint zwaarder wegen dan die van KDV, en heeft de vordering van KDV afgewezen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van KDV. Het vonnis is op 7 oktober 2015 uitgesproken en verklaart dat het gepretendeerde eigendomsrecht van De Grote Uil niet in de weg staat aan de verkoop van de goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/484922 / KG ZA 15-1037
Vonnis in kort geding van 7 oktober 2015
In de zaak van:
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder,
kantoorhoudende te Delft
ten deze optredend als executerend deurwaarder belast met de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2015 gewezen in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KDV EYE4KIDZ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
voorheen: advocaat mr. G.A.J. Purperhart, thans niet langer verschenen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WESTPOINT BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. A.M. Roepel.
Partijen zullen hierna Eye4Kids en Westpoint genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Op 17 september 2015 heeft [gerechtsdeurwaarder] , gerechtsdeurwaarder, gevestigd te Delft (hierna: de deurwaarder) zich bij de voorzieningenrechter vervoegd en hem verzocht een datum te bepalen voor een mondelinge behandeling en om vervolgens op de voet van artikel 438, vierde lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in kort geding tussen partijen te beslissen over de in het proces-verbaal van 16 september 2015 opgenomen vraag.
De voorzieningenrechter heeft 30 september 2015 als datum voor een mondelinge behandeling bepaald. De deurwaarder heeft partijen en de belanghebbende, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Grote Uil B.V. (hierna: De Grote Uil), van de zitting op de hoogte gesteld. De behandeling heeft in aanwezigheid van Westpoint en de deurwaarder vervolgens plaatsgevonden op 30 september 2015. Eye4Kids en De Grote Uil zijn niet ter zitting verschenen.
Eye4Kids en De Grote Uil hebben een productie naar de rechtbank gestuurd, kennelijk met het doel deze in deze procedure in het geding te brengen. Nu zij echter niet ter zitting zijn verschenen kunnen zij geen producties in het geding brengen en zal op deze productie geen acht worden geslagen en zal deze geen deel uitmaken van het procesdossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
Op 13 augustus 2015 is tussen Eye4Kids (in het vonnis aangeduid met KDV) en Westpoint een vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer/rolnummer C/10/482611/KG ZA 15-880. Het vonnis luidt, voor zover van belang:
“(…)
3. Het geschil
3.1
KDV vordert samengevat - Westpoint te veroordelen de thans op donderdagmiddag 14 augustus 2015 te 14.00 uur aangezegde ontruiming als uiteengezet in het exploot van 4 augustus 2015 op te schorten en opgeschort te houden, subsidiair op te schorten en opgeschort te houden voor de duur van zes maanden, met veroordeling van Westpoint in de kosten van de procedure.
3.2
Westpoint voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van KDV, kosten rechtens.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De voorzieningenrechter volstaat met enkele kernoverwegingen, nu de behandeling van het kort geding is aangevangen om 12:15 uur en de ontruiming hedenmiddag om 15.00 uur gepland staat.
4.2
Niet ter discussie staat dat Westpoint over een executoriale titel beschikt om het pand te kunnen ontruimen. Voor zover KDV zich er op zou willen beroepen dat het exploot van 14 april 2015 haar niet heeft bereikt c.q. niet op rechtsgeldige wijze is betekend, kan haar dat niet baten, nu de aanzegging ex artikel 544 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen geldigheidsvereiste is voor de geldigheid van de executoriale verkoop, en de voorzieningenrechter thans niet kan vaststellen dat het exploot door de deurwaarder onjuist is betekend, zodat van een juist betekende exploot uit moet worden gegaan.
Het exploot waarbij een ontruiming is aangezegd is KDV op 4 augustus 2015 betekend, mitsdien met inachtneming van de in artikel 555 Rv genoemde termijn. De conclusie moet zijn dat aan de formele vereisten om tot gedwongen ontruiming over te kunnen gaan is voldaan.
4.3
Resteert het beroep van KDV op het ontstaan van een noodtoestand wanneer heden tot ontruiming zal worden overgegaan. Samengevat komt het erop neer dat KDV stelt circa zes maanden nodig te hebben, mede met het oog op te verkrijgen vergunningen, om elders een kinderdagverblijf te kunnen beginnen en ontruiming thans zonder meer haar faillissement zou betekenen.
Daar tegenover staat het belang van Westpoint om het door haar aangekochte pand zo spoedig mogelijk te verkopen of te verhuren waartoe zij kennelijk al daadwerkelijk actie heeft ondernomen.
De wederzijdse belangen tegen elkaar afwegend, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de belangen van KDV niet zodanig zwaarder wegen dat de belangen van Westpoint daarvoor moeten wijken. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat [persoon1] namens KDV ter zitting heeft bevestigd dat hij in mei 2015 reeds op de hoogte was van de voorgenomen verkoop, terwijl niet is gebleken dat in verband daarmee deugdelijk actie is ondernomen om het behoud van de benodigde huisvesting veilig te stellen. Van Westpoint kan niet gevergd worden een half jaar een door haar ongewenste situatie te dulden.
Het voorstaande betekent dat de vordering wordt afgewezen.
4.4
KDV wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Westpoint worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt KDV in de proceskosten, aan de zijde van Westpoint tot op heden begroot op € 1.429,00;
5.3
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
(…)”
2.2.
Na het vonnis van 13 augustus 2015 is de ontruiming geëffectueerd. De deurwaarder heeft voor de vordering van Westpoint op Eye4Kids ter zake proces- en ontruimingskosten, in totaal € 2.223,28, uit hoofde van voornoemd vonnis executoriaal beslag gelegd op de roerende goederen die aanwezig waren in het pand aan de
’s-Gravendijkwal 68 te Rotterdam (hierna: de goederen) en de executoriale verkoop van de goederen bepaald op vrijdag 18 september 2015 vanaf 10.00 uur.
2.3.
Bij e-mailbericht van 10 september 2015 15:43 uur heeft [persoon2] die, niet als advocaat, werkzaam is op het kantoor van de (voormalig) advocaat van Eye4Kids
mr. Purperhart, zich er namens De Grote Uil op beroepen dat niet Eye4Kids, maar De Grote Uil eigenaar zou zijn van de goederen.Ter onderbouwing van dat standpunt is een bruikleenovereenkomst overgelegd, die is gedateerd op 30 oktober 2014.
De Grote Uil heeft de deurwaarder voorts in een telefoongesprek op 16 september 2015, derhalve kort voor de bepaalde veilingdatum, aansprakelijk gesteld voor de schade die zij zal lijden door de executoriale verkoop van de goederen.
2.4.
De vraag van de deurwaarder luidt thans – kort gezegd – om vast te stellen of het door De Grote Uil gepretendeerde eigendomsrecht, dat zou volgen uit de bruikleenovereenkomst, in de weg staat aan de verkoop van de roerende goeden, zoals verzocht door Westpoint ten behoeve van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2015.
2.5.
De executierechter heeft niet tot taak de door de voorzieningenrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. Hij dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin, dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
2.6.
Vaststaat dat Westpoint jegens Eye4Kids met het vonnis van 13 augustus 2015 jegens Eye4Kids een titel heeft om tot executie overgegaan. Die titel strekt zich gelet op de inhoud van de veroordeling in dat vonnis echter niet uit tot De Grote Uil.
Indien aangenomen moet worden dat de goederen van De Grote Uil zijn, zoals door haar en Eye4Kids is aangevoerd, zal daarom moeten worden afgezien van de verkoop van de goederen door Westpoint. Gelet op hetgeen door de deurwaarder en Westpoint naar voren is gebracht acht de voorzieningenrechter echter niet aannemelijk dat de goederen eigendom van De Grote Uil zijn. In dit kader is het volgende van belang.
2.7.
Blijkens de stellingen van de deurwaarder is er vanaf de beslaglegging contact geweest met de heer [persoon1] (hierna: [persoon1] ), die zowel directeur is van Eye4Kids als van De Grote Uil. [persoon1] heeft bij de deurwaarder in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de veilingverkoop, omdat de opbrengst van de goederen bij normale verkoop hoger zou zijn. Toen de deurwaarder aangaf dat [persoon1] de verkoop kon voorkomen door de vordering van € 2.223,28 te voldoen, gaf [persoon1] aan dat niet te kunnen betalen. Vervolgens ontving de deurwaarder op 10 september de mail van [persoon2] , waarin hij zich er namens De Grote Uil op beriep dat niet Eye4Kids, maar De Grote Uil eigenaar was van de goederen.
In reactie op de mail van 10 september 2015 heeft de deurwaarder zich op 11 september 2015 op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde bescheiden onvoldoende blijkt dat De Grote Uil eigenaar is van bedoelde goederen en aan De Grote Uil een termijn geboden om (nader) bewijs aan te leveren dat zij eigenaar is van de goederen. Daarop heeft De Grote Uil geen (nader) bewijs overgelegd.
Op initiatief van de deurwaarder heeft vervolgens kort voor de veilingdatum telefonisch contact plaatsgevonden tussen hem en [persoon2] . In dat gesprek gaf [persoon2] aan nog steeds op zoek te zijn naar de bijlage behorend bij de bruikleenovereenkomst.
2.8.
Westpoint heeft in dit geding betwist dat De Grote Uil eigenaar zou zijn van de goederen. Zij beroept zich erop dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in de kort gedingprocedure die heeft geleid tot het vonnis van 13 augustus 2015 is gesproken over de goederen. Toen stelde Eye4Kids zich nog op het standpunt dat zij zelf eigenaar was en dat zij bezig was de goederen te verkopen vanuit het pand, aldus Westpoint. Voorts heeft Westpoint aangevoerd dat ook uit de huurovereenkomst van 30 september 2014 reeds volgt Eye4Kids eigenaar is van de goederen. Dat de gepretendeerde bruikleenovereenkomst gedateerd is op 30 oktober 2014 verhoudt zich niet met die huurovereenkomst, nu de
huurovereenkomst van eerdere datum is. Daarnaast stelt Westpoint dat de advocaat van De Grote Uil pas nadat Westpoint de beslagstukken aan haar had doen toekomen, kon aangeven op welke goederen de bruikleenovereenkomst zou zien. Nadat Westpoint aangaf dat vreemd te vinden en vroeg om nader bewijs, zoals gegevens uit de boekhouding, heeft zij geen reactie meer ontvangen.
2.9.
Eye4Kids en De Grote Uil zijn niet verschenen in deze renvooiprocedure, zodat zij de stellingen van de deurwaarder en Westpoint ook niet hebben weersproken.
2.10.
De voorzieningenrechter ziet in de gegeven situatie aanleiding uit te gaan van de juistheid van de feitelijke gang van zaken, zoals deze is af te leiden uit de stellingen van zowel de deurwaarder als Westpoint en zoals deze hiervoor is beschreven. Daarbij is meegewogen dat het dossier geen aanknopingspunten bevat om te twijfelen aan de juistheid van de stellingen van Westpoint en de verklaring van de deurwaarder. Op grond hiervan acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat De Grote Uil eigenaar is van de goederen.
2.11.
Het voorgaande betekent dat het antwoord op de vraag van de deurwaarder is, dat het gepretendeerde eigendomsrecht, nu dat eigendomsrecht niet aannemelijk is, niet in de weg staat aan de verkoop van de roerende goeden, zoals door Westpoint is verzocht ten behoeve van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2015. De voorzieningenrechter komt daarom tot de na te melden beslissing.
2.12.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenveroordeling.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat het door De Grote Uil gepretendeerde eigendomsrecht niet in de weg staat aan de verkoop van de executoriaal beslagen roerende goederen,
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.
1634/2009