ECLI:NL:RBROT:2015:777
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming in kort geding afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De vordering van Woonbron was gericht op ontruiming van de woning van de gedaagde, die beschuldigd werd van het handelen in verdovende middelen vanuit de huurwoning. De huurovereenkomst tussen Woonbron en de gedaagde was op 6 januari 2014 ingegaan, met de Algemene Huurvoorwaarden 2013 van toepassing. Tijdens een politie-inval op 28 oktober 2014 werden aanzienlijke hoeveelheden drugs en druggerelateerde materialen aangetroffen in de woning. Woonbron vorderde ontruiming op basis van deze bevindingen, stellende dat de gedaagde in strijd had gehandeld met de huurovereenkomst.
De gedaagde betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs, en dat haar ex-vriend verantwoordelijk was voor de situatie. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Woonbron onvoldoende onderbouwd was om te concluderen dat de gedaagde in een bodemprocedure zou verliezen. De rechter nam in overweging dat de burgemeester van Rotterdam nog geen besluit had genomen over de sluiting van de woning, en dat de gedaagde niet als verdachte was aangemerkt in het politieonderzoek. De kantonrechter wees de vordering van Woonbron af en veroordeelde hen in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de feiten in kort geding procedures, vooral wanneer het gaat om ingrijpende maatregelen zoals ontruiming.