ECLI:NL:RBROT:2015:8021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2015
Publicatiedatum
6 november 2015
Zaaknummer
484913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [roepnaam]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had het verzoek ingediend, omdat [roepnaam] een kwetsbaar meisje is met een belast en traumatisch verleden, en zij sinds april 2015 verblijft bij het JJC. De GI stelde dat er signalen waren dat [roepnaam] in acute situaties zichzelf of anderen in gevaar kon brengen, en dat een voorwaardelijke machtiging noodzakelijk was om haar te beschermen en haar behandeling te waarborgen.

Tijdens de zitting heeft [roepnaam] echter aangegeven dat zij niet instemt met de voorwaardelijke machtiging en dat zij zich niet meer op de groep wil bevinden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging niet zijn vervuld, aangezien [roepnaam] niet bereid is de voorgestelde hulp te aanvaarden en de voorwaarden na te leven. Bovendien is het verzoek enkel gedaan om de mogelijkheden voor de groepsleiding om in te grijpen te verruimen, wat niet het doel van een voorwaardelijke machtiging is.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de voorwaardelijke machtiging niet kan worden verleend, omdat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen, met de overweging dat [roepnaam] nu nog onvoldoende in staat is om zelfstandig te functioneren en dat zij de best mogelijke ondersteuning en begeleiding nodig heeft, bij voorkeur in een instelling zoals het JJC.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/484913 / JE RK 15-2843
datum uitspraak: 2 november 2015

beschikking voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [roepnaam] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[Naam] , hierna te noemen de grootmoeder (moederszijde),

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 juli 2015, ingekomen bij de griffie op 17 september 2015;
- de verklaring dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, ingekomen op 17 september 2015;
- de instemmende verklaring d.d. 24 september 2015 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 19 oktober 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [roepnaam] , die vooraf apart is gehoord en is bijgestaan door haar advocaat mr. G.M. van der Ent;
- de grootmoeder (moederszijde);
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .

De feiten

Bij beschikking van 6 januari 2004 is [de minderjarige] onder voogdij gesteld van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, thans geheten de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam.
[de minderjarige] verblijft op vrijwillige basis bij Schakenbosch/Stichting Jeugdformaat De Jutters Combinatie (verder: het JJC) te Leidschendam.

Het verzoekDe GI heeft een voorwaardelijke machtiging verzocht om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

Het JJC heeft in het hulpverleningsplan, ingekomen op 17 september 2015, de voorwaarden opgenomen waaraan [de minderjarige] moet voldoen ter voorkoming van toepassing van de te verlenen voorwaardelijke machtiging. Daarnaast is in het plan vermeld dat
“indien er signalen zijn waardoor er gebruik gemaakt zal moeten worden van de (voorwaardelijk) gesloten machtiging zal er op dat moment overgegaan moeten worden op de inzet van een Time Out plek buiten JJC tot dat de gesloten machtiging is ingezet en [de minderjarige] kan terugkeren met gesloten machtiging op JJC. Indien sprake is van een crisissituatie (zie voorwaarden) zal er per direct overgaan worden op een gesloten plaatsing ipv een vrijwillige plaatsing.”Vermeld is welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot gesloten opname.

Het standpunt van verzoeker

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een belast en traumatisch verleden en persoonlijke problematiek. Sinds 24 april 2015 verblijft [de minderjarige] bij het JJC. Op de groep vinden steeds incidenten plaats waar [de minderjarige] vanwege haar impulsiviteit bij betrokken is en waarbij zij fysiek en psychisch niet veilig is. Na de incidenten kost het geruime tijd om de situatie te stabiliseren, wat ten koste gaat van haar behandeling. Bij ernstige incidenten heeft het JJC, vanwege het ontbreken van een machtiging tot gesloten jeugdhulp, geen mogelijkheid om in te grijpen. Door middel van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp krijgt het JCC wel de mogelijkheid [de minderjarige] in acute situaties tegen zichzelf te beschermen. Tevens kan door middel van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voorkomen worden dat de grootmoeder (moederszijde) [de minderjarige] tijdelijk mee naar huis neemt, zoals eerder is gebeurd. [de minderjarige] heeft de hulp en begeleiding van een gespecialiseerde instelling als het JJC nodig. Die hulp kan niet worden geboden in een ambulant kader. De omstandigheid dat [de minderjarige] veel conflicten ervaart, komt ook voort uit haar problematiek. Die ervaringen zullen in een andere instelling naar verwachting niet direct anders zijn. De GI is derhalve van mening dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en verblijf in het JJC noodzakelijk zijn, juist om [de minderjarige] voor te bereiden op haar volwassenheid en - waar het betreft de machtiging - om te voorkomen dat een onvoorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zou moeten worden aangevraagd.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens [de minderjarige] is ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] niet kan instemmen met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. [de minderjarige] heeft de voorwaarden niet goed gelezen en enkel ondertekend om te voorkomen dat een onvoorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verzocht zou worden. Daarnaast is zij vrijwillig geplaatst en onttrekt zij zich thans niet aan haar behandeling. De aangevoerde gronden voor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zijn dan ook oneigenlijk en daarom wordt verzocht het verzoek af te wijzen. [de minderjarige] wordt momenteel op de groep gepest en voelt zich niet gelukkig. Zij wil vooral rust en niet meer op een groep wonen. [de minderjarige] wil het liefst bij haar grootmoeder (moederszijde) wonen en ambulante begeleiding ontvangen. Omdat de grootmoeder (moederszijde) thans geschikte woonruimte zoekt, pleit [de minderjarige] voor aanhouding van het verzoek voor de duur van drie maanden, zodat zij daarna bij oma kan gaan wonen met ambulante begeleiding. Indien aanhouding van het verzoek niet in het belang van [de minderjarige] geacht wordt, is [de minderjarige] van mening dat de mogelijkheid tot overplaatsing onderzocht dient te worden of toegewerkt dient te worden naar zelfstandigheid door middel van een Kamer Trainingscentrum (KTC), wellicht via een aanwijzing van de kinderrechter.
De grootmoeder (moederszijde) heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat zij zich ernstige zorgen maakt over [de minderjarige] . Op de groep waar zij thans verblijft is [de minderjarige] niet gelukkig. De oma wil het liefst dat [de minderjarige] , met ondersteuning, bij haar komt wonen als zij een nieuwe woning heeft.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. [de minderjarige] heeft een belast en zeer traumatisch verleden en er is sprake van ernstige kindeigen problematiek. [de minderjarige] is sinds augustus 2004 behandeld geweest in diverse instellingen. Zij is laatstelijk in april 2014 door GGZ Breburg gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis, een aandacht-tekortstoornis met hyperactiviteit, een traumatische stressstoornis, aan cannabis gebonden stoornissen NAO en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Gebleken is dat [de minderjarige] veel behoefte heeft aan structuur en duidelijkheid. Sinds 24 april 2015 verblijft [de minderjarige] bij het JJC. Volgens eigen zeggen verblijft [de minderjarige] op een besloten groep waar ook jongeren met een gesloten machtiging verblijven, die minder privileges hebben dan zij. Door de voogd is ter zitting aangegeven dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp alleen is verzocht om in crisissituaties te kunnen ingrijpen. Iets wat gelet op [roepnaam's] plaatsing in het vrijwillig kader, door de medewerkers van het JJC thans niet mogelijk wordt geacht. Onder crisissituaties worden situaties verstaan waarin [de minderjarige] zichzelf dreigt te beschadigen, zichzelf beschadigt of agressie uit naar andere personen. De voogd heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen aangeven dat, indien [de minderjarige] zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt, zij naar een groep met een ander beleid of ander regime wordt overgeplaatst. Uit het voorgaande volgt dat de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kennelijk enkel verzocht is om meer mogelijkheden te hebben [de minderjarige] in situaties van agressie te kunnen beperken en wel op haar huidige groep.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien aan de voorwaarden voor het verlenen van een onvoorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan en dus deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daarnaast geldt voor de voorwaardelijke machtiging dat de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp maakt dus een behandeling buiten een instelling mogelijk. Indien de jeugdige zich daarbij niet houdt aan de gestelde voorwaarden, kan de jeugdige in de in het hulpverleningsplan vermelde gesloten instelling worden geplaatst.
In de onderhavige situatie verblijft [de minderjarige] thans bij het JJC, kennelijk op een besloten groep. Niet is gesteld of gebleken dat na verlening van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, [de minderjarige] het JJC zou kunnen verlaten om buiten die instelling behandeld te worden. Integendeel; gesteld is juist dat het verblijf op de huidige groep nog immer noodzakelijk is om [de minderjarige] op haar toekomst voor te bereiden. Naar de kinderrechter begrijpt is het voorliggende verzoek slechts gedaan om de mogelijkheden van de groepsleiding om in te grijpen in noodsituaties te verruimen en tegelijkertijd te voorkomen dat daartoe een onvoorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp zou moeten worden aangevraagd. Hoe sympathiek deze laatste gedachte ook is; de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is daarvoor niet bedoeld. Doel van een dergelijke machtiging is immers juist dat de behandeling buiten de gesloten instelling plaatsvindt en de instelling slechts als opvang dient, in geval die behandeling stokt omdat afspraken niet worden nagekomen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat niet voldaan wordt aan één van de voorwaarden om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp mogelijk te maken.
Een ander vereiste voor het opleggen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp is dat de jeugdige de voorgestelde hulp aanvaardt en zich bereid heeft verklaard de gestelde voorwaarden na te leven. Die voorwaarden zien op haar verblijf op de groep. Ter zitting heeft [de minderjarige] te kennen gegeven dat zij niet meer op de groep wil blijven en dat zij de voorwaarden niet goed gelezen heeft, maar deze alleen ondertekend heeft om een machtiging gesloten jeugdhulp te voorkomen. Dit is ter zitting niet weersproken door de voogd. Nu [de minderjarige] niet meer op de groep wil blijven en de voorwaarden kennelijk enkel heeft getekend om te voorkomen dat een machtiging gesloten jeugdhulp verzocht wordt, is de kinderrechter van oordeel dat niet gesteld kan worden dat [de minderjarige] de voorgestelde hulp aanvaardt en heeft ingestemd met de voorwaarden. Ook om deze reden dient het verzoek te worden afgewezen.
Tenslotte: de kinderrechter begrijpt de wens van [de minderjarige] om bij haar oma te willen wonen of naar een KTC te gaan. [de minderjarige] is immers al bijna meerderjarig, is hulpverleningsmoe en wil zelfstandig zijn. De kinderrechter is echter met de voogd van oordeel dat [de minderjarige] nu nog onvoldoende in staat is voor zichzelf te zorgen en zich staande te houden in de maatschappij. Zij zal met haar beperkingen moeten leren omgaan en handvatten moeten krijgen voor haar deelname aan het sociaal verkeer. Het is belangrijk dat [de minderjarige] - in de korte tijd tot haar volwassenheid - hierbij de best mogelijke ondersteuning en begeleiding ontvangt, bij het JJC of een vergelijkbare instelling. Hulp in het ambulante kader is - gelet op de complexe problematiek van [de minderjarige] - niet toereikend. De liefde die de grootmoeder voor [de minderjarige] heeft, maakt dat niet anders.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Schalk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.