In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 november 2015, zijn drie zaken behandeld die betrekking hebben op boetes opgelegd aan twee eiseressen wegens overtredingen van de Tabakswet. Eiseres 1 kreeg een boete van € 600,- opgelegd voor een overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet, terwijl eiseres 2 twee boetes van elk € 4.500,- kreeg opgelegd voor herhaalde overtredingen van hetzelfde artikel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aan eiseressen verweten overtredingen in beginsel rechtvaardigen dat boetes zijn opgelegd, maar dat er zeer bijzondere en zwaarwegende omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de boetes. Eiseressen hebben betoogd dat de handhaving van de Tabakswet in hun geval onterecht is, gezien de bijzondere situatie in de gemeente Urk, waar tientallen illegale jeugdhonken zijn gevestigd die door de gemeente worden gedoogd. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar deze omstandigheden en dat de bestreden besluiten niet voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en bepaalt dat verweerder opnieuw op de bezwaren moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseressen.